Pagina:Staatsregeling van Sint-Maarten.pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder c, kan een minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.

5. Met ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, onder h, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van het landsbestuur op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 35' ' 1. De ministers onthouden zich van beraadslagen en medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen die hen, hun echtgenoten of hun bloed- ook aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

2. De ministers mogen geen functie bekleden waaraan enige ten laste van de begroting van het Land komende bezoldiging of uitkering is verbonden.

3. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in of bestuurder of commissaris zijn van enige onderneming die op Sint Maarten is gevestigd of actief is. Het houden van aandelen in een naamloze vennootschap wordt niet beschouwd als deelnemen in een onderneming, tenzij betrokkene tezamen met zijn bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad vijfentwintig percent van de aandelen houdt.

4. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in een concessie in het Land.

Artikel 36

1. De minister die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot:

a. een vrijheidsstraf van tenminste een jaar wegens het begaan van een misdrijf terzake

waarvan bij landsverordening is bepaald dat de rechter de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf kan opleggen;

b. een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als omschreven in de artikelen

183, 184, 372bis, 372quinquies, 373, 374, 374bis, 374ter, 374quater, 375 tot en met 379, 381 tot en met 393 van het Wetboek van Strafrecht dan wel;

c. een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf in verband met artikel 46 van het

Wetboek van Strafrecht; is van rechtswege ontslagen uit het ambt van minister en niet benoembaar tot minister of verkiesbaar voor de duur van de zittende Staten.

2. De minister is van rechtswege geschorst:

a. indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt terzake van een misdrijf als bedoeld in

het eerste lid, onderdelen a, b, en c;

b. wanneer hij bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het

begaan van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c.

3. De uit zijn ambt ontheven minister als bedoeld in het eerste lid wordt vervangen. De minister die is geschorst, als bedoeld in het tweede lid, wordt waargenomen. Gedurende de schorsing geniet de minister zijn bezoldiging. Degene die de geschorste of ontslagen minister waarneemt of vervangt, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere ministers.

Artikel 37

Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de ministers. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd ministers zijn.

Artikel 38