Pagina:Staatsregeling van Sint-Maarten.pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
c. lid van de Staten;
d.lid van de Raad van Advies;
e. lid van de Algemene Rekenkamer;
f. Ombudsman;
g. Minister,
h. lid van de rechterlijke macht,
İ. procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van gevolmachtigde minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, kan een gevolmachtigde minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van gevolmachtigde minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.

5. De voorgaande leden zijn mede van toepassing op de plaatsvervanger van gevolmachtigde minister.

6. De gevolmachtigde minister wordt indien hij in Sint Maarten aanwezig is, in de gelegenheid gesteld de beraadslagingen van de ministerraad ten aanzien van onderwerpen, welke tot zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.

7. De artikelen 36, 37, 41, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing op de gevolmachtigde minister.


HOOFDSTUK 4
DE STATEN

§ 1. Samenstelling

Artikel 44

De Staten vertegenwoordigen het gehele volk van Sint Maarten. de

Artikel 45

1. De Staten bestaan uit vijftien leden als het inwonertal van Sint Maarten 60.000 of minder bedraagt, zeventien leden als het inwonertal meer dan 60.000 en ten hoogste 70.000 bedraagt, negentien leden als het inwonertal meer dan 70.000 bedraagt en ten hoogste 80.000 en eenentwintig leden als het inwonertal meer dan 80.000 bedraagt.

2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de Staten, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van het land, treedt eerst in bij de volgende periodieke verkiezing van de Staten.

Artikel 46

1. De zittingsduur van de Staten is vier jaren.

2. Het zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van september of op een bij landsverordening te bepalen eerder tijdstip met een uiteenzetting, door of namens de