Pagina:Stijl vol 01 nr 12 p 140-147.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Het mannelijk element daarentegen blijft, ondanks zijn veruiterlijking, tòch innerlijkheid. Het meest gezuiverd mannelijke benadert het meest het innerlijke, het meest gezuiverd vrouwelijke vertoont het meest uiterlijke juist het minst. Zoo wordt door het meest gezuiverd vrouwelijke en het meest gezuiverd mannelijke het zuiverst het innerlijke tot uitdrukking gebracht.
Zal het vrouwelijk element in ons culmineeren. zoo moet dus het uiterlijke in ons gecultiveerd worden. Datgene, wàt cultiveert, is het mannelijk element, dat, al cultiveerende zich cultiveert, dat, zich realiseerende, aan het uiterlijke telkenmale sterft (zie aant 4 van art. VII). Zóo gaat de cultuur van het uiterlijke samen met die van het innerlijke.
Thans, nu het tijdsbewustzijn tot meerdere rijpheid is gekomen, breekt de tijd aan van meer evenwichtige cultuur van het uiterlijke en innerlijke. In den loop der eeuwen is beurtelings de aandacht geschonken aan de cultuur van het uiterlijke en die van het innerlijke. Het eerste manifesteerde zich in de zuiver Realistische, het tweede in de Idealistische schilderkunst en de Romantiek. Had men zich steeds tot de cultuur van het uiterlijke bepaald, zoo zou de evolutie voorzeker een nog langeren weg noodig gehad hebben, terwijl, andersom, het universeele nooit zijn vaste realiseering zou verkregen hebben (zie art. VI aant. 4).
Enkel het innerlijke te cultiveeren is onbestaanbaar — wordt het beproefd, zoo blijkt het onvruchtbare ervan. We zien dit in veel z.g. godsdienstig en maatschappelijk leven. Waar maatschappelijk (sociaal) leven houdt cultuur van het uiterlijke, in de eerste plaats, in, maar ook cultuur van het innerlijke. Het houdt in dat het uiterlijke bij voortduring in cultuur blijft, d.w.z. dat dit leven zich niet richt op het uiterlijke om het materieele, maar dit als middel ter ontwikkeling ziet. Wáár socialisme houdt dus: in evenwicht tusschen cultuur van het innerlijke en cultuur van het uiterlijke.
Zooals de maatschappij, is ook de kunstuiting een uiterlijkheid, welke gecultiveerd moet worden, of, beter, welke zich zelve cultiveert, het eene noodige is, die cultuur niet tegen te gaan. Zooals in het leven het uiterlijk vrouwelijke groeit tot gezuiverde vrouwelijkheid, zoo groeit de kunstuiting van natuurlijke tot abstract-reëele beelding. Maar wie zich alleen richt op de cultuur van het innerlijke moet noodwendig er toe komen evolutie in de kunstuiting te negeeren — en dit is een teeken dat men het leven slechts voor de helft leeft 4).
Het uiterlijke leven evenwel dwingt den mensch deel te nemen aan de cultuur, dit is het wat ons met dat leven dan ook verzoent 5).
Wordt het vrouwelijk element — in den mensch — meer zuiver door verinnerlijking, zoo wordt het meer zuiver door groei naar het mannelijk element in dièn zin, dat het meer vrij tegenover het mannelijk element komt te staan. En wordt het mannelijk element — in den mensch — meer zuiver door verinnerlijking, zoo wordt het meer zuiver door inkeeren tot het vrouwelijk element in dien zin, dat het meer vrij tegenover het vrouwelijk element komt te staan. Deze meerdere vrijheid der elementen veroorzaakt een andere ziening der natuur. Deze brengt de Nieuwe Beelding tot uitdrukking in de tweeheid van den rechthoekigen stand

 

142