Naar inhoud springen

Pagina:Stijl vol 02 nr 02 p 013-019.djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meer bepaald (bewust) dit één worden met het universeele gevoeld wordt, hoe meer het subjectieve individueele wegvalt.
9) Toch is de bouwkunst evenzeer als de beeldhouwkunst uit haren aard gedoemd een min of meer natuurlijk aspect te geven, doordat zij geen vlakke maar lichaamsplastiek is. Deze plastiek brengt het perspectivisch zien der verhoudingen, of van sommige verhoudingen, teweeg en schaadt alzoo den zuiveren verhoudingsindruk.
Door, zooveel mogelijk, tot vlakplastiek te naderen, zal èn de bouwkunst èn de beeldhouwkunst in zuiverheid winnen. (In de betonbouw is de bouwkunst een weg daartoe opengesteld).
10) Zie o. a. artikel van Van der Leck, Stijl jaargang I No. 1.
11) Zie De Stijl No. 1, van den tweeden jaargang: Aanteekening over monumentale kunst door Theo van Doesburg.
12) Bepaaldheid, klaarheid, is eisch in leven en kunst. Wijsgeerig bestaat voor ons het bepaalde door het weten — hoewel alleen het hoogste weten zuiver het universeele vertolkt. Aesthetisch bestaat voor ons het bepaalde door het zuiver beeldend zien (N.B. art. X). Religieus bestaat het klare als geloof in den zin van directe aanschouwing. Geloof als zoodanig is één met (het hoogste) weten: het is beide kennen van het Universeele en staat nog boven aesthetisch zien, dat slechts aanschouwen is van een meer gesluierde openbaring van het Universeele: aanschouwen van het universeele in alles. Geloof als vermenschelijkte (individueele) godsziening (zooals het, verbasterd, meestal optreedt) is onklaar en vaag en veelal misleiding. In het uiterlijke leven ontstaat het kwade door het onklare: het goede openbaart zich door het klare. In alle levenswerkzaamheden is de meerdere of mindere klaarheid, bepaaldheid, dàtgene wat er mindere of meerdere waarde aan geeft, het grillige en vage verduistert het essentieele er van. Zoo wordt het geheele menschelijke leven door meerdere of mindere klaarheid bepaald. In de oude wijsheid is de verhouding van het onklare (onbepaalde) en het klare (bepaalde) gesteld als die van duisternis en licht.
En zoo is de grond van alle leven, van godsdienst, wetenschap en kunst: streven naar klare ziening van het universeele. Wanneer alle wijsheid, alle menschelijke intuïtie, de klare uitdrukking van het universeele tot ideaal stelt, moet de tijdsbeweging noodwendig gaande naar die uitdrukking zijn. Dan moet steeds meer het duister gevoelen plaats maken voor het hooger weten (d. i. zuiver gevoelen en aanschouwen) en zal alle leven en kunst dit steeds meer beeldend naar voren brengen.
13) Als we vorm beschouwen als het middel om vastheid aan de kleur te geven, d. i. om de kleur tot bepaaldheid te stellen, is de Nieuwe Beelding de uiterste consequentie van „het speuren naar de schoonheid in haar ware essence, den Vorm”, zooals Paul Gauguin het uitdrukt. Zooals Gauguin opmerkt, vindt men o. a. bij {{sp|Ingres een liefde voor de samenvattende lijnen — en deze liefde is het, waardoor ook de Nieuwe Beelding de aandacht op de lijn vestigt. In bovengenoemden zin huldigt de Nieuwe Beelding het begrip vorm, waar zij vorm in den zin van lichamelijkheid tegenstaat.
14) Het stellen van zuivere verhouding (door zuiver gevoel, d. i. verdiept, geestelijk gevoel, t. w. gevoel en rede in-eenen, zie N.B. art. V blz. 49 en 50) gaat ook in het leven boven het zich richten naar (vertroebeld) gevoel.

19