Pagina:Stijl vol 02 nr 09 p 097-099.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


X. Op déze wijze ben ik met U eens, dat we in kunst de natuur vervormen moeten.
Z. Dieper natuurvervorming is slechts een consequentie — maar om op onze boomen terug te komen: ze doen ook nog daàrom zoo groot doordat ze ons zoo vlak toeschijnen.
Y. Ik dacht dat het in schilderkunst juist een verdienste was ronding te beelden.
Z. Betrekkelijk: de natuurlijke schilderkunst tracht wel illusie van ronding teweeg te brengen, maar inderdaad vervlakt zij.
X. Ja, alle groote meesters hebben het modelé binnen de groote contour min of meer vlak gehouden.
Z. En de nieuwere schilderkunst werd al meer bewust van de noodzakelijkheid dat schilderkunst het vlakke eischt.
X. Bij overdrijving vervalt men in decoratieve schilderkunst!
Z. Het is niet noodwendig dat zij daardoor sier- of ornamentkunst, kortom, decoratieve schilderkunst zooals men die gewoonlijk opvat, zou worden; er zijn onder meer oude Byzantijnsche mozaïken, oud-Chineesche kunstwerken enz., die vlak en toch niet, op deze wijze, decoratief zijn. Wat ons wèl in deze kunstwerken treft is, dat zij groote innerlijkheid beelden. We kunnen ook zelf rondom ons observeeren, dat de natuurlijke plastiek, de natuurlijke ronding, de lichamelijkheid, ons de dingen, om zoo te zeggen, materialistisch doet zien, terwijl zij, vlak schijnend, ons veel innerlijker voorkomen. De nieuwe schilderkunst kwam tot de overtuiging dat alle modelé in schilderkunst deze vermaterialiseert... U mag deze overtuiging overdreven vinden, maar zij is nu eenmaal gegroeid!
X. In alle dingen zijn uitersten!
In principe voel ik echter veel voor uwe bewering. Maar is het vlakke wel noodig; als de groote contour alles beheerscht, heft zij de ronding toch reeds in hoofdzaak op?
Z. Voor een deel heft zij die op, maar niet geheel .... doch U voelt niet voor uitersten, welnu, laten we tot de groote contour terugkeeren. Laten we eerst zien, wat de schilderkunst met deze deed. Beeldde zij die naar gewoon visueele ziening?
X. Neen, alle groote meesters hebben hare gespannenheid naar voren gebracht.
Z. Die van de gewoon visueele ziening overdreven...
X. De gewoon visueele ziening beeldt de kunstenaar toch nooit?
Z. Dus kunnen we aannemen dat hij deze verandert... dan zijn we het in principe eens. Maar dan zult U ook een doorgevoerde verandering moeten billijken, n. l. de meest doorgevoerde gespannenheid der lijn, d. i. de tot de rechte vervolstrekte.
X. Ook dat is een uiterste! Volgens de Nieuwe Beelding moet het vlakke en het rechte het doen!
Z. Het vlakke en rechte moeten de middelen zijn om het te doen .... de kunstenaar moet het doen.
X. Dàarin zijn we ’t eens, maar ik voor mij volg liever de natuur!
Z. Dan zult U ook het grillige van de natuur moeten aanvaarden.
X. Het grillige is schoon.
Z. Schoon maar tragisch; volgt U de natuur, dan zult U de tragiek maar in zeer geringe mate in Uw kunst kunnen opheffen.

98