Pagina:Stijl vol 02 nr 12 p 133-144.djvu/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Daarin verschilt het expressionisme niet van het impressionisme, dat eveneens den mensch als psychisch (dierlijk) wezen in de natuur stelde, inplaats van als geestelijk wezen in en tegenover het universum.

Wanneer op grond van de tijdsgebeurtenissen het expressionisme, en dikwijls zeer terecht, verdedigd kan worden als kunst van dezen tijd, dan moet hier aanstonds bij bedacht worden, dat hier gevolg en oorzaak worden verward.
De oorzaak der tijdsgebeurtenissen immers is de behoefte aan een nieuw evenwicht. De tijdelijke geforceerde tragiek, — waarvan het expressionisme de vorm is, — is het gevolg. Doch het doel waarop het tijdsgebeuren gericht is, is ’n nieuw evenwicht waarin de ongelijkwaardigheid der uitersten is opgeheven, zoowel in kunst als in maatschappij. Wanneer dit evenwicht bereikt is kan er sprake zijn van een nieuwe kultuur. Een inderdaad nieuwe kunstuiting zal dus het nieuwe evenwichtsgevoel (de opheffing van ongelijkwaardigheid en overheersching van alle uitersten) tot inhoud hebben.
Het expressionisme nu, dat de impulsieve gevoelsstemming als grondslag behouden heeft, wortelt dus in de oude kultuur en bezit hierdoor noch nieuwe kultuur-, noch nieuwe stijlmogelijkheden. Zij stelt zich daarmede zelfs vijandig tegenover de nieuwe kunstuiting, daar deze de impulsieve gevoelsstemming als basis verwerpt en wel op grond eener geheel nieuwe levensvoorstelling, waarin de tragiek der natuurlijke, 3-dimensionale kultuur overwonnen is.
Wanneer nu het nieuwe levensbewustzijn in de kunst tot bepaaldheid komt is een tijd, waarin dat levensbewustzijn in de massa nog sluimert en dus niet tot levenshouding wordt, dan is de kunstuiting den tijd vooruit en staat — althans schijnbaar — op zichzelve. Zij past zich niet aan het leven aan. Integendeel. Zij vormt er een schrille tegenstelling mede. Dit nu is in onzen tijd het geval met de waarlijk nieuwe kunstuiting. Zij mist haar omgeving.

De expressionistische kunstuiting daarentegen heeft haar omgeving in dezen tijd en is daarom tijdelijk. Het expressionisme is een overgangskunst.
Omdat de nieuwe kunstuiting een nieuwen inhoud, — nieuwe verhouding van den mensch tot het universum — heeft, kan zij in de oude, uiteenvallende kultuur, haar omgeving niet vinden. Zij moet deze voortbrengen. En zij zàl deze voortbrengen omdat zij naar vorm en wezen op de gemeenschap gericht is en daarom in alle kunstvormen haar vertegenwoordigers heeft.
De actieve wilshouding welke de conceptie van het nieuwe kunstwerk openbaart, is geheel vreemd aan het expressionistisch kunstwerk.
Inplaats van zielige aanvoeling van levensmomenten komt in de nieuwe conceptie een meer abstracte, geestelijke aanschouwing van levenseenheid, van universeel evenwicht tot uitdrukking.
Mag het abstracte expressionisme (richting Kandinsky) uiterlijk — naar den vorm — eenige overeenkomsten vertoonen met de nieuwe kunstuiting, b.v. in de verbreking der organische natuurvormen, meerdere bepaaldheid van kleur enz., deze uitdrukkingmiddelen hebben een symbolisch en geen zuiver beeldend karakter. Dit verklaart ook waarom de vijanden van den nieuwen kunstvorm dezen als „intellectueel” of „decoratief” zonder

141