Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 001 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
46
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

De zintuigelijke en psychische ervaring vooronderstellen niet de geestelijke ervaring der realiteit.

Bij een uitsluitend aesthetische ervaring zal de kunstenaar in de uitdrukking daarvan, uitsluitend de aesthetische accenten [1] laten domineeren.
Zoodra zich een ander element in de aesthetische ervaring dringt (b.v. lust- en onlustgevoelens, gevoelens van medelijden of haat ten opzichte van het ervaringsobject) wordt de aesthetische ervaring verzwakt, soms zelfs vernietigd. Hierdoor dringen de aesthetische accenten op den achtergrond, de ervaring wordt van een andere kwaliteit en het kunstwerk krijgt een andere dan een aesthetische beteekenis. (In het hoofdstuk: „De Verstandhouding met het kunstwerk”, komen we hierop terug).

§ 16. De aesthetische waarde van een kunstwerk hangt af van de meerdere of mindere bepaaldheid, waarmede de aesthetische accenten in het werk optreden.
Zijn de aesthetische accenten zwak, vaag of geheel niet aanwezig of worden deze door andere accenten overstemd, zoo vermindert de kunstbeteekenis van het werk.
Verschijnen daarentegen de aesthetische accenten, — als evenwichtige verhouding van het één tot het ander b.v. van de kleur tot de ruimte, van den vorm tot de kleur enz. — op zichzelve en zijn deze aesthetische accenten tot een beeldend geheel gerangschikt, aan niets anders gebonden dan aan het uitdrukkingsmiddel der kunstsoort, zoo kunnen wij van een exact beeldend kunstwerk spreken.


III. DE GEMENGDE AESTHETISCHE ERVARING.

Alle kunstenaars lieten de aesthetische accenten meer of minder in hun werken domineeren. Dit meer of minder

  1. Op de vraag, hoe de kunstenaar aan deze aesthetische accenten komt kan geantwoord worden: door een wisselwerking van subject (den kunstenaarsgeest) en object (de realiteit).