Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 001 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
47
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

hangt af van de meerdere of mindere zuiverheid der aesthetische ervaring en de meerdere of mindere geschiktheid (technische bekwaamheid) deze accenten tot een aesthetische (beeldende) eenheid te groepeeren.
Wordt de kunstenaar in zijn aesthetische ervaring van een object door iets anders aan dat object, afgeleid, zoo worden de aesthetische accenten vager, zij treden op den achtergrond. Hierdoor zal de kunstenaar nimmer tot een klare uitdrukking der aesthetische idee kunnen geraken. In dit geval, zoo veelvuldig voorkomend bij de prea-exacte schilderkunst [1], zouden wij van een gemengde aesthetische ervaring moeten spreken.

Voorbeeld IV.
Wanneer een schilder een man in lompen ontmoet en de schilder wordt door invoeling van den armoedigen toestand waarin de man verkeert, van mensch tot mensch, bewogen, zoo kan het gebeuren, dat de schilder deze emotie van armoede in geschilderden toestand, doch gebonden aan de verschijning van den man in lompen, overbrengt.
Op deze wijze gezien en weergegeven, kan er een typisch beeld der armoede ontstaan, dat echter met aesthetisch-beeldende kunst weinig of niets te maken kan hebben. Weinig, indien de aesthetische accenten in het werk bijna niet optreden, niets, indien de aesthetische accenten door andere, als ethische, emotioneele of sociale, verdrongen zijn. Ook indien de aesthetische accenten sterk doch gebonden aan den armoedigen toestand van den man, optreden, zal uit deze gemengde ervaring een gemengde beelding ontstaan, die het midden houdt tusschen natuur en kunst.
In zulk een geval kan men zeggen, dat de aesthetische accenten in vaagheid verschijnen.


De schilder heeft ons iets van de armoede van een man verteld met schilderkunstige middelen. Ook met andere

  1. Prea-exacte: alle schilderkunst tot die der 20e eeuw.