Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 002 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
186
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

één door het ander (in dit geval van licht door donker en omgekeerd) de schilderkunstige plastiek, die Rembrandt beoogde als ’t ware ziet ontstaan, zoo ziet hij de aesthetische bedoeling van den schilder. Hierdoor heeft de beschouwer deel aan het scheppings-moment en kan er van een herscheppende verbeelding in het gewaarwordingsbewustzijn van den beschouwer gesproken worden.

Dit nu is de eenige en ware manier om beeldende kunst te zien („la pureté de regard”, volgens Ernest Hello): de herscheppende. ’n Andere is er niet, noch voor de klassieke, noch voor de moderne kunst.
Bij de klassieke kunst is de aesthetische bedoeling min of meer verborgen achter bijkomstige hulpelementen. Bij de moderne kunst zien wij de aesthetische bedoeling steeds klaarder, steeds meer exact verschijnen en daar de beschouwer steeds minder door verhaaltjes of natuurassociaties van de aesthetische bedoeling wordt afgeleid, wordt van hem ook een meer herscheppende gewaarwordings-werkzaamheid geëischt. Hij moet zelf actiever ten opzichte van het kunstwerk optreden wil hij er de juiste (aesthetische) verstandhouding mede krijgen.
Om de aesthetische verstandhouding met een exact beeldend kunstwerk door middel van een voorbeeld nog nader te karakteriseeren, lijkt het mij goed deze verhandeling te besluiten met de beschrijving van mijn ontroering bij het aanschouwen eener Compositie van den modernen kunstenaar Piet Mondriaan, geëxposeerd in het Stedelijk Museum te Amsterdam in 1914.

Voorbeeld VII.
Tusschen al de schilderijen, meer of minder individueele uitdrukkingsvormen van een ondervonden gevoel bij het zien van het een of andere object, trof mij het werk van Mondriaan, als daarmede in geen enkel verband staande. De eerste diepere gewaarwording die ik van dit werk kreeg was dan ook geheel tegenovergesteld