Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 002 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
171
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

Beelden is aan iets uitdrukking geven, rechtstreeks. Dit „iets” betreft datgene, waarom het in alle kunst ging, gaat en gaan zal: de aesthetische ervaring der realiteit (zie Hoofdstuk I § 6).
De inhoud der kunst kan en mag slechts van aesthetischen aard zijn. De vorm waarin zij haar inhoud uitdrukt zal zich tot dien inhoud verhouden als lichaam tot ziel.
Zoodra de kunst dus van haar bestemming afwijkt, niet meer beeldt, maar afbeeldt, d.i. indirect uitdrukt, inplaats van rechtstreeks, wordt zij onzuiver en verliest zij aan zelfstandige kracht.
Daar aan elk kunstwerk een innerlijke of uiterlijke ervaring van de realiteit, — al naar het levensbewustzijn is, — voorafgaat (zie Hoofdstuk I § 3) zullen de twee hierboven genoemde uitdrukkingsvormen op deze twee ervaringssoorten correspondeeren. Bij de materie-uitdrukkende kunst is de waarneming tot het object begrensd, bij de idee-uitdrukkende is de waarneming over deze grens heen. Dit hangt af van de oppervlakkige (natuurlijke) of meer verdiepte (geestelijke) levensopvatting van een volk.
Zoo zien wij bij de Egyptenaren een idee-uitdrukkende kunst domineeren. De vormen en kleuren regelen zich naar het naar binnen gekeerde levensbewustzijn, vorm en kleur verdiepen zich, worden essentieeler. Schijnwaarden en details worden teruggedrongen. Er ontstaat spanning in de omtrekken en helderheid in de kleuren.
De verhoudingen der grondvormen vervangen de grillige, individueele natuurvormen.
Daarentegen zien wij bij de Grieken het materie-uitdrukkende domineeren. De natuurlijke verschijningsvormen vervangen de kosmische grondvormen. Dit heeft zijn oorzaak in het levensbewustzijn, dat zeer nauw met de natuurlijke verschijningsvormen verbonden was. Zij wilden hun goden lichamelijk voor oogen hebben en wel in de meest ideale gestalten. Symbolische deformaties zooals bij de Egyptenaren komen bij hen bijna niet voor.