Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 002 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
174
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

kunstwerk, — in meest bepaalden zin, — tengevolge hebben, de passieve nooit.

§ 18. De passieve ervaring kan slechts een her-productie, een verdubbeling van het ervaringsobject ten gevolge hebben.

Tusschen deze twee ervaringsuitersten liggen alle mogelijke graduaties van kunst tot niet-kunst. De geheele ontwikkeling der beeldende kunst naar de absolute beelding van de aesthetische ervaring der realiteit is in deze twee ervaringsmogelijkheden samengevat.

Uit de actieve, scheppende ervaring ontstaat als reactie (zie Hoofdstuk I § 4) het kunstwerk. Bij een sterke scheppende ervaring zal de kunstenaar ook sterk reageeren. Hij zal om uitdrukking te geven aan die ervaring, naar die uitdrukkingsmiddelen grijpen, die zijn ervaring inderdaad realiseeren.
Dit uitdrukkingsmiddel zal van zelf het karakteristieke uitdrukkingsmiddel van elke kunstsoort zijn.
Door het object, waardoor zijn ervaring werd opgewekt te verdubbelen en op dit duplicaat het stempel zijner ervaringsgesteldheid te drukken, blijft zijn uitdrukkingsvorm altijd meer of minder beneden de rechtsstreeksche uitdrukking van zijn ervaring. Zijn uitdrukkingsvorm blijft een secundaire, vage, onbepaalde.
Het is geen directe realiseering, geen exacte uitdrukkingsvorm van de scheppingsidee, maar slechts een surrogaat.

§ 19. Een directe realiseering, een exacten uitdrukkingsvorm kan de kunstenaar slechts met en uit zijn beeldingsmiddel voortbrengen.

Het beeldingsmiddel (van elke kunst) is de bouwstof der aesthetische idee (zie Hoofdstuk II § 12).

Daar de kunst, — de beeldende kunst, de muziek en