Naar inhoud springen

Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uitgangspunt van de regering is dat mensen niet gebaat zijn bij afhankelijkheid. Zij voert daarom een beleid dat financiële zelfstandigheid en maatschappelijke betrokkenheid stimuleert. De regering ontziet echter zo veel mogelijk degenen die bijvoorbeeld door ziekte of beperking écht niet in staat zijn in hun eigen onderhoud te voorzien.

Bij het invullen van de bezuinigingen kijkt de regering in de eerste plaats naar zichzelf en naar de andere overheden. Er zijn al minder ministeries en het aantal rijksambtenaren en overheidsgebouwen zal de komende jaren aanzienlijk dalen. In de provincies en gemeenten is eenzelfde trend zichtbaar. Daarnaast zijn voorstellen gedaan voor vermindering van het aantal bestuurders op alle niveaus. Waar dit mogelijk en nuttig is, draagt de regering taken over aan gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn de jeugdzorg en de regeling voor sociale werkplaatsen. Zo kan beter worden ingespeeld op individuele behoeften en wordt tegelijkertijd geld bespaard.

De kleine en krachtige overheid die de regering voor ogen staat, is van wezenlijk belang voor de versterking van het groeivermogen van Nederland. Bij een samenleving die mensen en bedrijven stimuleert in beweging te komen en het beste uit zichzelf te halen, past immers niet een overheid die in de weg loopt, maar een overheid die de weg baant. Dit gebeurt bijvoorbeeld door ondernemerschap en wetenschap actief bij elkaar te brengen in tien topsectoren, die een uitstekende uitgangspositie hebben op de wereldmarkt. Dat geldt onder andere voor onze kennis op het terrein van water, energie en de hoogwaardige voedsel- en landbouwsector. Daarmee kunnen we een bijdrage leveren aan de oplossing van complexe vraagstukken zoals klimaatverandering en grondstoffenschaarste, en tegelijkertijd onze economie versterken.

Een goed werkende interne Europese markt en een stabiele euro zijn essentieel voor de economische doelstellingen van het regeringsbeleid. Bovendien moeten mensen kunnen vertrouwen op de waarde van hun spaargeld en pensioenen. Om die reden heeft de overheid de afgelopen jaren noodgedwongen fors geïnvesteerd in de stabiliteit van het Nederlandse bank- en verzekeringswezen. Nu vraagt de regering van deze sector een bijdrage in de vorm van een bankenbelasting vanaf 2012.

Het spreekt vanzelf dat toekomstige economische groei nauw verbonden is met ons vermogen om te blijven leren. Goed onderwijs is fundamenteel voor de concurrentiekracht van ons land en geeft mensen de kans hun talenten te ontplooien. De regering wil daarom de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. In het primair en voortgezet onderwijs worden docenten en leerlingen gestimuleerd zich te blijven ontwikkelen en tot hogere prestaties te komen. Met dat doel worden de eisen aan de opleiding van docenten aangescherpt en worden leerlingen getoetst op basis van landelijk geldende normen. Om goed functioneren extra te kunnen belonen, moeten de resultaten van scholen en docenten inzichtelijk zijn. Docenten dienen zich bovenal te kunnen richten op lesgeven in hun vakgebied. De regering doet hiervoor voorstellen. Voor studenten in het hoger onderwijs gaat de eigen bijdrage omhoog. Met de opbrengst daarvan wordt geïnvesteerd in kwalitatief betere en intensievere onderwijsprogramma’s. De regering maakt afspraken met universiteiten en hogescholen over concentratie van opleidingen, het bevorderen van excellentie in onderzoek en een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Dit laatste is óók nodig in het middelbaar beroepsonderwijs, waar vakmanschap meer centraal moet staan.