Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
(8)

lijksten naam niet hebben; doch ik kan U verzekeren, dat zij zoo goed zijn als ergens elders in de Majorij; 'er is mij ten minsten niets ontmoet.

Nu iets van Loon op Zand. – Het draagt, deezen naam wegens de menigte Zandduinen en Bergen, die 'er digt bij liggen; ook word het wel eens Venloon of Veenloon genoemd, van de Veenen, die men hier vind. – In den jaare 1737 brande dit Dorp bijna geheel af, doch het wierd weêr geheel herbouwd, en herrees weêr uit zijne asch, zoodat men niets meer van die verwoesting kan merken. – Dit Dorp is ook de plaats, waar Breauté vernachte, en, waar hij, wijl hij Roomschgezind was, zich biechte en voor zich de misse liet leezen, eer hij het bekend gevecht met Gerard Abrahamsz of Lekkerbeetjen op de Vuchtsche heide ondernam. – Men ziet hier eene groote Kerk, voorzien van eenen hoogen tooren; 'er ligt ook een fraai Kasteel van den Heer en schoone Bosschen; men houd Loon op Zand voor de beste en voordeeligste heerlijkheid der geheele Majorij. – Ook hier ontmoetede mij niets aanmerkenswaardig; ik verlaat dus eerstdaags dit Dorp, en gaa dan naar..... ja ik weet het zelf nog niet, mijn volgende brief zal het U wel zeggen, dan hoop ik U ook meer belangrijke zaaken te kunnen mededeelen, en ook wat nieuws, wen het mij tegenkomt, doch veel nieuws, zegt men in de Majorij, is zelden wat goeds. – Ik ben en blijf altijd geheel de

Uwe.
DER-