Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/71

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(51)

delde over Zoerendonk naar Leende, waar ik zéér vroeg aanlande. – Leende is een schoon Dorp, hebbende eene schoone Kerk met eenen uitmuntenden tooren, voorzien van eenen grooten knop; deeze tooren brande in voorige tijden door den bliksem af, doch wierd weêr heerlijk opgebouwd, schooner dan van te vooren. Ook hier hebben de Roomschen de Hervormde Kerk, schoon hunne Kerk zeer goed en fraai is, ingenomen, – Leende heeft zeer lieve Wandelwegen; ik bleef 'er een' geheelen dag, om dezelve eens als ter loops te doorkruissen, en zworf het geheele Dorp door, dan hier dan daar, Ik had mij in dat Dorp zeker veel langer opgehouden, indien de Roomschen de Kerk der Hervormden niet hadden gehad, want overäl, waar ik dit vind, heb ik eenen doodlijken afkeer tegen de Inwooners. Dit is dwaas – dit is onverstandig, zult Gij zeggen. – Ja! zoo schijnt het ook in den eersten opslag, doch het is een onfeilbaar bewijs van hunne onverdraagzaame dweeperij, van hun vervolgziek bijgeloof, en van hunne haatlijke heerschzucht over andere Godsdiensten; ik vertoefde hier dus niet lang, maar ging nog denzelfden dag tegen den avond, door eenen aangenaamen weg, maar Heeze, het geen maar eene groote halve uur van Leende gelegen is. – Als ik beter tijd en meer lust heb, want ik ben zeer slaaperig en braaf vermoeid door mijne wandelingen van deezen dag, schrijf ik U verder. Het is tien uuren in den avond, en derhalven