Pagina:Van Eeden, Grassprietjes (1887).pdf/65

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Zorg heeft ieder — maar op aarde
  Is 't geluk steeds weggelegd
Voor wie dankbaar wil aanvaarden,
  Wat hem God heeft toegezegd.

Ook mijzelf, naast veel verblijden
  Viel veel bittre smart ten deel,
Veel miskenning, lichaamslijden,
  Klappen in mijn finantieel.

Zou ik daarom morren, klagen?
  Neen ! — bestendig dank ik God
Wachtend op de beetre dagen,
  'k Zoek de lichtzij van mijn lot.

's Zomers als de bloemen bloeien
  Ga ik wandlen met mijn vrouw,
Waar de koeien vreedzaam loeien
  In de groenende landsdouw.

'k Zie den noesten landman ploegen,
  Hijgend, zweetend, blij te moe,
't Vogeltje vol vergenoegen
  Kweelt den Heer een loflied toe.

Door de lachend malsche beemden
  Blinkt de lieve zonneschijn,
O, wien zou 't dan niet bevreemden
  Dat er ontevreednen zijn!