Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Kunnen wij Pieter Aartsen of Ariaansz., met zijn rijk en vrolijk gestoffeerde binnenhuizen, reeds als den voorlooper dier vermaarde hollandsche meesters beschouwen, die, in de volgende eeuw en den bloeitijd hunner kunst, daarin zoo zouden uitblinken; in zijn deels wat ouder, deels wat jonger tijd- en stadgenooten, Cornelis Teunissen of Antonisz., Dirk Jakobsz., en Dirk Barendsz. treden ons de nog vrij onredzame voorgangers van hen voor oogen, die ons later, in hun Doelen- en Regentenstukken, de burgerheeren en vrouwen der bloeyende republiek, in al hun levenslustige weelde zullen doen aanschouwen. De eerste, in 1544 schepen, in 1547 raad der stad, schilderde in 1533 een schuttersmaal in den St Jorisdoelen, als de Braspenningmaaltijd bekend. In half groen half rood gewaad gehuld, met zwart boordsel om hals en handen, en zwarte baretten op ’t hoofd, zitten er de 17 schutters, met twee gebraden vogels, drie toeleg-mesjens, en één beker met deksel voor zich, doch zonder vorken, lepels, of servetten, en dus in allen eenvoud, om de vierkante tafel, bijeen. Drie jaar later schilderde hij, als lid der Voetboogdoelen, een tweede schutterstuk in gelijken trant, en in ’t zelfde jaar die welgeslaagde afbeelding der stad in bovenzicht, waarop hare kerken, kloosters, en verdere gebouwen in sprekende trekken zijn aangebracht, en het IJ met zijn schepen hare vesten omgolft[1]. Dirk Jacobsz., de in 1497 geboren zoon van Jan van Schoorls amsterdamschen leermeester, schilderde in 1559 een schuttersstuk met 22 personen, elk in verschillende kleedij, aan een eironde tafel, waarachter zich een man, met rooden baard en een drinkhoorn met goud beslag in beide handen, zien laat[2]; en vijf jaar later een tweede, waarop zich in ’t verschiet een bergachtige landouw voordoet, in

  1. Zie de verschillende stukken zelf op ’t Raadhuis, en verg. Scheltema’s Aanwijzing (Amsterdam 1864). Zonderling, dat er onder deze stukken, als No. 96, een “met 17 beelden” verdwaald is geraakt, dat kennelijk van geen andere dan Jan van Schoorls hand is, en geen amsterdamsche schutters, maar geharnaste ridders afbeeldt, met blauwe bergtoppen tot achtergrond.
  2. Aldaar.