Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zich van hare Heeren afkomstig, en het denkbeeld dezer hoogere geboorte bleef ook op den duur bij den schilder, zijn zoon, werkzaam, zoodat hij er steeds een statige huisorde op nahield, en zich zelfs nooit zonder knecht of dienaar achter zich op straat te vertonen plag. Als schilder oefende hij zich eerst te Delft onder zijn oom Hendrik Sweertszoon, die echter maar een gewoon meester was, daarna twee jaar lang onder Frans Floris. Uit antwerpen weêrgekeerd, en op zijn twintigste jaar met een Montfoorder burgemeestersdochter getrouwd, vestigde hij zich eerst te Delft, en bleef er zich in zijne kunst oefenen, terwijl hij velerlei groote kerkelijke stukken vervaardigde, zich daarin zooveel doenlijk naar zijn antwerpschen meester richtende. Door de Geuzenberoerte ging daarvan echter te Delft veel te loor. Daar zijn echt kinderloos bleef, begaf hij zich, op zijn veertigste jaar, in de brielsche Geuzendagen zelf, door kunstmin geprikkeld, met de delfschen goudsmid, naar Italië, doch kwam reeds in September weêr terug, en zette zich nu eerst in zijn vaderstad, daarna te Utrecht neder. Hier schilderde hij een outerstuk, de legende der heilige Katharina voorstellende, voor Den Bosch; een ander voor de Franciscanen te Amsterdam, dat daar echter door ’t grauw vernield werd; een derde, met de Uitstorting des Geestes op den Pinxterdag, dat te Utrecht zelf in St. Geertruiden plag te prijken. Een daar thans in ’t aartsbisschoppelijk Muzéum berustend stuk, dat Maria voorstelt, den draak vertredende, met God den Vader en den Heiligen Geest in de wolken boven zich, is vermoedelijk van zijne hand. Op de eene zijde ziet men er gever en geeftster, daarachter Johannes met het Lam en eene Heilige; op de andere, twee Heiligen afgebeeld. Hij overleed, nog geen 50 jaar oud, met een onafgewerkt tafereel uit het leven van Jozef bezig.

Met hem sluit zich ons overzicht dezer oudste, door italiaansche navolgingszucht ten deele allengs verbasterde nederlansche schilderkunst, om ze thans in haar verdere luisterrijke ontwikkeling, en weldadigen omkeer, in ’t Zuiden en in ’t Noorden gâ te slaan.