Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ders hem rug en schouders steunt. In haar deftig paarsch gewaad komt de koningin er even smaakvol als gelukkig uit. Haar portret, gelijk dat van den koning en beider spruit, is met de meest zorg bewerkt en verwonderlijk schoon.

Als portretschilder blonk Rubens dan ook altoos eigenaardig uit, hetzij hij zijn eigen in den bloei des mannelijken levens (zie hiervoor bl. 100) wrocht, den breedgeranden hoed op de krullende lokken, met sierlijken baard en knevel, en den zwarten mantel, die hem omhult, door ’t wit der halskraag en ’t goud van den ridderketen verlevendigd; hetzij hij vrouw en kinderen, of verdere vrienden en bekenden, hetzij een of ander in aardsche hoogheid gesteld, afbeeldde. Na in den zomer van 1626 zijne Isabella verloren te hebben, bleef hij ruim vier jaar weduwnaar, en begon, met afleiding voor zijn verlies in een uitstapje naar Noordnederland, bij zijn talrijke kunstbroeders, te zoeken, en tevens, als spaansch gemachtigde, in ’t belang van den vrede werkzaam te zijn. In den nazomer van 1628 ontbood hem Koning Fillips IV naar Spanje, waar hij zich door ’t verval van grootheid en zeden getroffen voelde, doch zijn vruchtbaar penseel zoomin als elders rust gunde. Hij wrocht er den sabijnschen Maagdenroof, de Verzoening der Sabijnen met de Romeinen, de Zegepraal der Kerk, het Martelaarschap van Sint Andries; hij vertolkte er – gelijk Rafaël Mengs het uitdrukte – Titiaans Venus en Adonis, Diana en Aktæon, en Roof van Europa, voor den koning “in ’t Vlaamsch”, en maakte er minstens een dozijn portretten van Filips en zijn huis- en hofgenooten. In Mei 1629 naar Brussel weêrgekeerd, ging hij vervolgens in ’t spaansch belang naar Lonen, en kwam toen naar Antwerpen terug, waar hij, in December 1630, in de zestienjarige blonde schoone, Helena Forman, een tweede gade trouwde, met welke hij – in spijt van ’t groot verschil in jaren – tot zijn dood, in 1640, in den gelukkigsten echt vereenigd bleef, en die hem, bij de drie uit zijn eerste huwelijk, nog een vijftal kinderen schonk. Gelijk van zijn eerste gade, ziet men ook eene der afbeeldingen, die hij van haar maakte, op ’t Mauritshuis, waar zij met ontblooten hals, van paarlen omsnoerd, een zwarten hoed met witte