Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/132

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schilderde. Hoe meesterlijk hij echter, op op grootere schaal, alleen wist te werken, en geenerlei hulp van anderen behoefde, toont vooral zijn jachtpartij der koningin van Bohemen, thans in ’t bezit van Lord Spencer[1]. Alles spreekt daar, in de gelukkigste samenstemming en zonder, door ’t najagen van kleinigheden, de aandacht te verdeelen, den beschouwer toe: rechts het in ’t water gebouwde slot; links een van ’t licht bestraalde laan; overal jachtgenooten te voet en te paard; sommige, om de koningin gegroepeerd, in wat grooter afmeting, andere in ’t verschiet meer verkleind, doch allen met dezelfde sierlijke fijnheid gepenseeld. Ook het Trippenhuis telt, onder ’t vijftal stukjens van zijne hand, meer dan een van keurige bewerking. Twee er van stellen tooneelen uit de kristelijke en heidensche Godenwereld, een Maria en Jozef op weg naar Egypte, en de legende der Latona in kikkers veranderde boeren voor.

Dit laatste was een dier onderwerpen, waarvoor de smaak door de herboren studie der Oudheid was opgewekt, gelijk Breughel dat vooral in Italië had kunnen zien. Liet hij er zich een enkele maal, ter afwisseling, toe verlokken, zijn kunstbroeder en vriend Van Baalen ging er – even als hun hoogduitsche tijdgenoot Rottenhammer – genoegzaam geheel in op. In 1560 geboren, en dus een jaar of wat ouder dan zijn fluweelen stadgenoot, was hij zich in Italië vooral gaan vormen, en eerst in 1593 als lid der schildersgilde te Antwerpen opgetreden. Sedert maakten tafereeltjens uit de oude Godenwereld het vrije eentonige onderwerp van zijn schilderwerk uit, slechts enkel malen door een uit de kristelijke – een Maria en Jozef of derg. – vervangen. Daarbij kwam, dat zijn penseel van weinig kracht deed blijken, en de zwakheid der teekening zich niet door de uitvoerige netheid der behandeling noch de stelselmatige blankheid van zijn vleeschtint verhelen liet. Had hij niet met Breughel en anderen samengewerkt, en zijn naam daardoor blijvend met den hunnen verbonden, zijn eigen ge-

  1. Burger, Trésors d’art, etc. p. 228.