Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/135

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zien wij bij hem nog den vlaamsch-italiaanschen trant, hoewel in geen stuitenden zin, werkzaam, de in 1585 te Hulst geboren Cornelis de Vos was geheel oorspronkelijk en zelfstandig vlaamsch, en schijnt dan ook niet, als hij en anderen, over de Alpen te zijn geweest. In 1618 meester geworden, werd hij in 1629 deken der antwerper schildersgilde. Hij was een voortreffelijk portretschilder, gelijk met name die reeds vermelde afbeelding van den gildebode bewijst, die even juist en degelijk, als eenvoudig en rustig geschilderd is; eigenschappen, die zijn penseel steeds onderscheidden, gelijk men er zich op ’t antwerpsch Muzéum van overtuigen kan. Van een outerstuk, dat hij schilderde, zijn er ongelukkig alleen beide zijluiken, met de afbeeldingen van’t gezin des stichters bewaard gebleven, doch in haar geheel die voorstelling van den heiligen Norbert, die de heilige ouwels tegen de booze aanslagen van den ketterschen Tanchelm in bewaring neemt; een stuk, even eenvoudig en gelukkig van schikking, als helder en frisch van koloriet, zacht van toon, en karaktervol van uitdrukking. Hij overleed in 1651, en werd in later tijd dikwerf zeer ten onrechte, deels met zijn eenigen broeder, den jachtschilder Paulus, deels met zijn leerling, den in 1603 geboren Simon de Vos, verward, den “schilder van kleiner en grooter menschenbeelden”, gelijk Van Dijk hem in ’t bijschrift bij zijn portret noemt.

Een ander zelfstandig schilder, in zuiver vlaamschen trant, was de tien jaar oudere Maarten Pepijn, die in February 1575 te Antwerpen geboren, op zijn 18e jaar lid der gilde, en op zijn 25e als meester aangenomen werd. Oudvlaamsche kalmte en teêrheid van uitdrukking, uitvoerigheid van bewerking, en fijnheid van koloriet kenmerken de paneelen, waarop zijne hand voor ’t Sint Elizabethsgasthuis te Antwerpen tafereelen uit het leven dier Heilige schilderde, of voor de Sint Pauluskerk een heilig Gezin afbeeldde. Wat grooter van lichaamsstal en minder oudvlaamsch van behandeling zijn de beelden op zijn Heilige Anna, als Beschermster der Wezen (in ’t Muzéum te Brussel), die echter niet minder voor zijn zelfstandige begaafdheid pleit, en meesterlijk van teekening en