Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kapellen, die hem het best in dezen overgangstijd kenteekent. Want hij liet het bij deze eerste wijziging niet; en allengs, als door den grooten vlaamschen meester betooverd, begon hij zich geheel naar hem te richten, en schilderde, in zijn stijl, die Aanbidding der drie Koningen in de Lieve-Vrouwenkerk te Brugge, geheel als van den weelderigen gloed en ’t heldere licht van Rubens overstraald. Hoe langer hoe meer in de gunst zijner stad- en kunstgenooten gerezen, werd hij in 1646 tot deken der gilde gekozen, en bouwde zich nu, op Rubens’ voetspoor, een weelderige woning aan het Meirplein, waar hij de weinige hem nog wachtende jaren in schilder-arbeid en de opleiding van jonge kunstbroeders sleet, en den 18en Maart 1651 in alle kalmte ontsliep.

Geheel anders dan hij, van aanleg en ontwikkeling, was zijn zes jaar jongere stadgenoot Cornelis Schut, van den aanvang af den eenmaal ingeslagen kunstweg getrouw gebleven, dien hij onder Rubens leiding had ingeslagen. Het denkbeeld eener italiaansche kunstreis verlokte hem niet zijne vaderstad te verlaten, waar hij op den duur gevestigd bleef. Zijn penseel toonde zich voorts dáárin vooral den zelfstandig-nederlanschen zin getrouw, dat hij meer het leven, dan een kunstmatig ideaal nastreefde. Kracht, beweging, en gezondheid kenmerken zijn gewrochten, die zeker in sierlijke bevalligheid wel wat te wenschen overlaten. Na een zesjarig gelukkig huwelijk, in 1637 en ’38 door den dood zijner vrouw en twee zijner telgen getroffen, zocht hij in verdubbelde werkzaamheid eene heilzame afleiding, en vond daarbij een grooten steun in den bloemschilder Daniël Seghers, met wien hij meer dan een voortreffelijk kunstwerk in vriendschappelijke samenwerking tot stand bracht. Zoo schilderde hij een Moedermaagd en Kristuskind in ’t grauw, door Daniël vervolgens met een zijner schitterendste bloemkransen omwonden. Voor de Jezuïten te Antwerpen wrocht hij een Kroning van Maria, die tot zijn gelukkigste werken behoort en nog altijd het hoofdaltaar der kerk van hun professiehuis siert, en een portret van den stichter hunner orde, evenzeer met bloemen van Daniël Seghers omkranst. Minder welgeslaagd dan deze stukken, zijn zijn Besnij-