Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/149

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

korter of langer te Rome vertoefd hadden. Evenmin als Van Utrechts had het zijn vlaamschen zin doen verbasteren, en bleef hij zich, in zijn schilderwerk, steeds geen veritaliaanschten “kleinzoon”, maar een nederlandschen “zoon der natuur” toonen. Mogen zijn werken in rijkdom van vinding wat te wenschen laten, in verscheidenheid van schikking en samenstelling, nauwkeurigheid van teekening, en volheid van leven blinken zij uit. Hij overleed in September 1661, na zeven jaar te voren – en dus zeker niet te vroeg – gehuwd te zijn. Een zijner schoonste stukken siert de verzameling van den Heer Suermondt te Aken, met een lichtwerking, die aan die van Rembrandt zou doen denken. In ’t Muzéum te Antwerpen vindt men, buiten een paar andere stukken, dat fijn gepenseelde meesterstukjen van natuurlijke waarheid: slapende windhonden bij een dooden haas en wat patrijzen. Soms schilderde hij in vereeniging met anderen, gelijk met Jordaens die onverwachte ontmoeting met een leeuw, die vroeger in de verzameling van den Cardinaal Fetsch was[1], en met Bosschaert (Thomas Willeborts) de zoogenoemde Rust van Diana te Weenen.

Deze Bosschaert – hoewel in de vorige eeuw soms bovenmatig verheven – was een niet onbegaafd noch onbevallig schilder van dergelijke antieke nimfen- en goden-stukjens. In 1613 te Bergen-op-Zoom geboren, en onder Gerard Seghers in Antwerpen gevormd, wed hij in 1636 meester, ging toen naar Italië, en vestigde zich van daar teruggekomen te Antwerpen, waar hij in 1654 overleed. Hij werkte veel voor Prins Frederik Hendrik, uit wiens naam wij hem reeds bij Daniël Seghers aantroffen, en voor wien hij, in 1642 en volgende jaren, behalve ’t Mariabeeldjen in Seghers’ bloemkrans, een Dido en Venus en Adonis, Mars en Venus, Fora, Æneas en Dido, Mariabeeld met kindekens, Europa, Maria-bood-

  1. Zie den Catalogue rassonné zijner gallerij par George, peintre (Rome 1854) p. 65: een ter valkenjacht uitgereden heer en vrouw, vinden zich onverhoeds door een leeuw begroet, die reeds een hunner honden geveld heeft, doch door den eerste met een lans bedreigd wordt, terwijl de vrouw zich op haar verschrikt ros schrap zet.