Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/154

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zinnebeeldige strekking den beschouwer wat koel. De Prins zit er op een zegekar, van vrouwen en krijgsluî omstuwd, door vier span schimmels getrokken en van twee leeuwen voorgeschreden. Op beide middenpaarden zitten de Tijd en Mercurius, beide uiterste worden door Hercules en Mars geleid; Haat en Nijd worden onder hunne hoeven vertrapt. De Overwinning kroont den zegevierenden Vorst, de Faam maakt zijne daden naar alle zijden kond, en de Overvloed spreidt zijn rijkdommen over gansch Holland uit. Komt Hercules hier slechts bij wijze van zinnebeeld voor, in een ander stuk van Jordaens, dat thans het Muzéum op den Kristiaansbrug te Kopenhagen siert, zien wij hem, na zijn strijd met den Vloedgod Acheloüs, met dezen samen bij Dejanira gekomen, terwijl eenige nymfen bezig zijn een hoorn met bloemen en vruchten te versieren, ten aandenken van den behaalden zege. Brengt ons dit stuk geheel in de grieksche fabelwereld terug, de evangelische overlevering omtrent den Kristenheiland doet ons Jordaens herdenken in den daar mede te vinden Kristus, die de kinderen zegent, terwijl de Farizeën vol ergernis toekijken; een Suzanne in ’t bad eindleijk, in 1653 door hem geschilderd vertegenwoordigt er die der oudjoodsche kroniekboeken. Het penseel van den schilder werd, over de eene als de andere, met gelijke vlaamsche meesterschap vaardig. Natuurlijker komt deze echter nog in dat opwekkelijke huiselijk tafereeltjen, zoo geheel voor zijn penseel berekend, uit, dat hij in der tijd voor ’t Cellebroedersklooster te Antwerpen schilderde, en dat thans in de gallerij van den Hertog van Aremberg gevonden wordt: het in praktijk voorgestelde spreekwoord “Zoo de ouden zongen, Piepen de jongen”. Een oude man met grijzen baard midden voor een tafel zittende, met een jonge vrouw aan zijn linker kant, en achter zich een bekend persoon uit tal van Jordaens’ huiselijke stukken, de nar van Antwerpen; een viertal kinderen voorts, dat pijpt (d. i. op een fluitjen blaast), terwijl de drie volwassenen zingen; het geheel van een aanstekelijke vrolijkheid, vol geest en leven.

Zijn eigen verstands- en gemoedsleven trouwens zou een