Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uitzondering op de juistheid der rijmspreuk zijn. Ofschoon hij toch, zoowel als zijn vrouw, in de moederkerk geboren en opgevoed was, en ook zijn drie kinderen daarin had laten doopen en aannemen, gaf hij nog op zijn ouden dag, twaalf jaar na den dood dier vrouw, die hem in 1659 ontviel, door openlijke deelneming aan den avondmaalsdisch der Calvinisten, met zijn dochter en dienstmeid, van zijn overgang tot de nieuwere geloofsbegrippen blijk[1]. Van daar dat, toen hij 7 jaar later overleed, zijn lijk met dat zijner vrouw en dochter naar Putten in Staatsbrabant werd overgebracht en ter aarde besteld. Bij de slooping der kerk door de Franschen in 1794, werd ook zijn grafzerk vernield, doch een halve eeuw later, door de zorg van Koning Willem II, hersteld en met een ijzer hek omgeven[2]. Zoo rust de groote schilder op dien noordnederlandschen Geuzenbodem, waarop zijn vrije vlaamsche kunst, aan geenerlei kerkelijke overlevering cijnsbaar, ook van nature eigenlijk thuis hoorde.

Onder de duitsche huurknechten, waarmeê, omstreeks 1525, de overste Joris Schenk in Friesland rondtrok, was een constapel of busschieter, met name Vredeman, wiens twee jaren later geboren zoon Hans daardoor te Leeuwarden het levenslicht aanschouwde, en in zijn volgend leven Hans of Hans Vredeman de Fries werd genoemd. Daar men een “glasschrijver” van hem maken woû, ging hij eerst te Leeuwarden bij een schilder uit Amsterdam in de leer, en toen bij een ander te Kampen, die echter een stumper bleek, van wien niets te leeren viel. Hij trok toen naar Mechelen, zich vooral op ’t waterverven toeleggende, en was in 1549 te Antwerpen aan de triomfbogen van Keizer Karel en zijn zoon Filips werkzaam. Naar Friesland teruggekeerd begon hij te Kollum in olieverf te schilderen, en vond daar bij een schrijnwerker een vertaling van Vitruvius, die hij uitschreef en bestudeerde, en waardoor een blijvende lust in ’t doorzichtteekenen bij hem werd opgewekt. Zoo leî hij zich van nu aan op ’t perspectiefschil-

  1. Blijkens Gérards mededeelingen in den Messager des sciences historiques.
  2. Zie Kramms Levens, enz. bl. 824.