Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/157

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geoefend; de halve en overgangstinten, door zijn meester nog te veel veronachtzaamd, vonden in hem een opmerkzaam waarnemer en gelukkig betrachter. Van daar de machtige begoocheling, waarmeê zijne stukken nog altoos op den beschouwer werken, en oog en geest aan zich boeyen. Hun aantrekkelijkheid wordt daarbij niet weinig verhoogd door de levensvolle beweging en kleurrijke stoffeering – zij ’t ook met ander hand dan de zijne – in hen aangebracht, en waarbij zij nu eens een doopsbediening, dan een trouwplechtigheid, dan weder een gewonen kerkdienst of een of ander optocht voorstellen, gelijk bijv. die beide kerken op ’t Trippenhuis, waar wij de geloovigen om ’t outer geknield zien, en een statigen stoet zich met het Hoogwaardige onder de gewelven bewegen, tusschen de eerbiedig geknielde mannen- en vrouwenschaar door. Veelal koos hij zich daarbij de grootsche hoofdkerk zijner vaderstad ten voorbeeld, en vergunde daarbij soms ook de schilderijen een plaats, aan hare wanden prijkend, zoo als wij ze o. a. op ’t laatsgenoemde stuk in herkenbare trekken zien aangebracht. Hij overleed in 1651. Zijn zoon, evenals hij, den naam Pieter dragend, evenaarde hem niet in kunst, maar is beide grover en drooger, en had niet den slag, wanden en vloer door ’t spel van lucht en lijnen naar den eisch te doen wijken. Soms zijn de kerken van zijn vader – die eerst omstreeks 1651 overleed – hij zelf werd in 1601 geboren, en schilderde tot 1660 – aan zijn penseel toegeschreven; en wellicht is dat ook met die bij fakkellicht, op ’t Trippenhuis, het geval. Hetzelfde gebeurde, bij dezelfde naamsgelijkheid, met vader en zoon Van Steenwijk, die echter als kunstenaars in omgekeerde verhouding stonden; de omstreeks 1590 geboren jonge Hendrik toch overtrof den ouden in fijnheid van penseel en kunstsmaak, ja, toonde zich misschien ook meer eigenlijk schilder nog dan de oude Pieter Neeffs. Vol dichterlijk en kunstgevoel onderwierp hij geheel de rechtlijnige afmetingen en omtrekken aan de rechtmatige eischen van ’t kunstpenseel en zijn versmeltende werking. Daarbij wijdde hij dat penseel niet aan de afbeelding van kerken slechts, maar wist van zijn bouwkundige studiën ook partij te trekken voor andere tooneelen