Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/164

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mag geweest zijn. Hij zelf achtte, naar men zegt, een gallerij van minstens twee uur lengte noodig, om al zijn stukken in te bergen. In 1610, als wij reeds vernamen, geboren, en aanvankelijk door zijn vader gevormd, maakte hij vervolgens ook van de wenken en lessen van Rubens en Adriaan Brouwer gebruik, en werd in 1632 als meester ingeschreven. In zijn eersten tijd werkte hij nog in den geest van zijn talentvollen vader, doch wist weldra zijn eigen vrije vlucht te nemen, en zich even oorspronkelijk als begaafd schilder te toonen. Toch kan men drie onderscheiden tijdvakken in zijn schilderwerk opmerken: dat, waarin hij nog altoos min of meer aan zijn vaders trant herinnert; dat, waarin hij – omstreeks 1640 – allengs zijn eigen zelfstandige hoogte bereikte, en zijn penseel zich door dien zachten zilvergloed begon te kenmerken, die zijn schoonste stukken onmiskenbaar eigen is; en dat, waarin, op zijn ouden dag, zijn hand minder vaardig, zijn verbeelding minder levendig, en zijn vindingskracht allengs wat verlamd was, al bleef zijn werkzaamheid nog altoos aanhouden. Zijn eigenaardigheid toont zich ’t kennelijkst in zijn tafreelen van den meest verschillenden aard uit het huiselijk en landelijk volksleven. Hij paarde echter met deze kunstsoort, op ’t voetspoor van Jeroen Bosch, Breughel, en zijn vader, die fantastische gewrochten, waaraan wij zich hun penseel zagen wijden. Een enkele maal zelfs betrad hij het veld der kerkelijke kunst, gelijk in dien keurig bewerkten Kristus met den doornekroon, die uit het bezit van den Cardinaal Fetsch in dat van Lord Ward is overgegaan. Schooner intusschen van uitvoering en toon, dan karaktervol van uitdrukking, toont deze, bij al zijn kunstschoon, dat Teniers’ aangewezen richting elders was, waar hij haar dan ook wel wist te vinden.

Voor zijn vorming en ontwikkeling is het niet onbelangrijk, dat wij hem een geruime poos met het naschilderen der meesterstukken van Rubens en andere meesters bezig zien, ten dienste eener gallerij van den oostenrijkschen Aartshertog en Landvoogd Leopold, zijn invloedrijken beschermheer. Door dien Leopold werd ook de spaansche Koning voor zijn kunst gewonnen, voor wien hij een aantal schilderijen maakte, thans op ’t Muzéum