Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/170

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

onder die mede zoo dikwerf herhaalde voorstelling eener verzoeking van den heiligen Antonius. In deze ziet men zich om den uitzinnigen kluizenaar tal van de vreemdsoortigste monsters en wanstaltigste wezens verdringen, om hem, door hun potsierlijk gebarenspel en lachwekkende houding, in verwarring te brengen en aan zijn heilige gepeinzen te onttrekken. In ’t Muzéum Van der Hoop prijkt, behalve een boeren kermispret, een breed geschilderd binnenvertrek met dobbelaars, en een groote boerenwoning, voor welke een landman, met zijn spâ in de hand en een kruiwagen voor zich, een praatjen staat te houden met de boerin, die met een kind op haar schoot aan de deur zit, terwijl op den voorgrond, ter zij, wat groenten, aarden en koperen vaatwerk en derg. liggen. Die woning neemt intusschen slechts de helft van ’t stuk in, dat min of meer door gebrek aan samenstelling zondigt; in de andere helft toch, met de eerste niet voldoende verbonden, doet zich een door de zon beschenen, losweg geschilderd landschap van vaalgroene tint, met een dorpskerk en eenige personen voor, op ’t welk – als volstond dat voor de eenheid van beide deelen – de landman de boerin schijnt te wijzen.

Toen Teniers voor den oostenrijkschen aartshertog zijn gallerij geschilderd had, bekroop hem de lust, haar in een afzonderlijk stuk opzettelijk te gedenken. Hij beeldde haar daarom, met haar schilderijen aan weêrszijden, op ’t oogenblik af, dat haar de aartshertog met eenige andere heeren een bezoek brengt, en plaatste er zich zelf voor een met teekeningen bedekte tafel, die hij den aartshertog wijst. In de schilderijen langs de wanden, hoe klein elk van stuk, herkent men licht de oorspronkelijke, gelijk in de voorgestelde personen de gelaatstrekken van hen, die ze afbeelden. Het stuk zelf is thans in ’t Muzéum te Madrid, dat nog zooveel ander schoons of belangwekkends van Teniers bevat; gelijk die kermis van 1637 bijv., zoo verwonderlijk schoon van kolriet, dat Drie-Koningsfeest met zijn aanstekelijke vrolijkheid, dat dozijn tafereeltjens uit de geschiedenis van Reinoud en Armida, even merkwaardig door de meesterlijke uitvoering, als den weêrstrijd, waarin er de natuurlijke richting en aanleg van den