Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en dat zijner vrouw in een zinnebeeldige voorstelling der vijf zinnen te zien, waar hij op de gitaar spelende het gehoor, zijne vrouw, een citroen aan haar neus brengende, de reuk vertegenwoordigt. Onder zijne “spokerijen”, als men ze met Van Manders uitdrukking noemen kan, munt vooral die te Aken, in de gallerij van den Heer Suermondt uit, die ons den rijkaard uit het Evangelie in de Hel voorstelt. In zijde en fluweel gekleed zit er het weelderige slachtoffer zijner geldzucht, met een gouden keten om den hals en een kostbare bonte muts op het hoofd, en wordt, van helsche monsters omringd, door Duivels weggevoerd. De vreeselijkste angst staat op zijn gelaat uitgedrukt, en in wanhoop wringt hij zich de handen. Ter zij vertoont zich een heks met haar bezemsteel; dicht bij haar de driekoppige Helhond, den toegang de Hel bewakende, wier vlammen het gansche tooneel met zijn monstergewemel verlichten. Behalve dergelijke monsters en verdicht gespook schepte er Teniers soms ook behagen in, menschen in dierenvorm af te beelden, gelijk in zijn vermakelijke rookende en kokende apen, en zijn katten- en hondenmuziekpartij, vol geest en vinding, te Muchen.

Welk een verschil, wanneer men al deze levenslustige en met weinig uitzondering, in ’t dagelijksch verkeer zich bewegende, uit het volle leven puttende stukken, met de weidsche paneelen vergelijkt, waarop de Crayers’ begaafd penseel, dat zich, bij alle verwantschap van richting en stijl, ook naast Rubens zelfstandig wist te handhaven, louter tafreelen uit het lijden van den Kristus, en zijn martelaren der overlevering, schilderde! Door die onderwerpen voeren zij ons geheel in den middeneeuwschen dampkring terug, doch welk een onderscheid zien wij daarbij van opvattingen bewerking! Er treden ons overal, onder die kristelijke namen, menschenbeelden voor oogen, die – als die van Rubens – in alle tijden konden geleefd hebben, en alleen in hun lijden en lotgeval aan den kerkelijken bodem herinneren, waarop zij ontsproten zijn. Vaardig teekenaar, gloedvol kolorist, en dramatisch groepeerder toont zich De Crayer in zijn grootsche gewrochten, bijna allen voor verschillende kerken en godshuizen gemaakt, en daardoor even