Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/173

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelijkvormig in afmeting als eentonig van inhoud, maar voor een goed deel van uitnemende verdienste. In 1582 — naar ’t schijnt[1]— te Antwerpen geboren, ging hij vervolgens te Brussel bij Michiel van Coxcie’s zoon, Rafaël, in de leer, maar overtrof weldra zijn minderbeduidenden meester. In 1607 werd hij zelf, in die eigenschap, bij de brusselsche gilde ingeschreven, en bleef er een groot deel van zijn leven onder werkzaam, tot hij zich in later dagen naar Gent verplaatste, waar hij in 1669 overleed. Daar wordt dan ook onder andere stukken van zijne hand, een zijner schoonste gewrochten – ditmaal uit de joodsch-bijbelsche overlevering – het Oordeel van Salomo, gevonden. Een aantal andere schilderijen vindt men in ’t brusselsche Muzéum bijeen; daaronder mede een zijner schoonste stukken, de wonderdadige Vischvangst, en die lieftallige jonge Maria op dat andere, dat ons haar met haar vader en moeder afbeeldt, door Engelen met bloemen beschonken, en dat zich ook daardoor onderscheidt, dat er geen levensgroote beelden op voorkomen. In haar argelooze bevalligheid komt de toekomstige godsbruid kenschetsend tegen over haar door Rubens ontworpen beeld, op gelijken leeftijd (zie boven, bl. 111) uit. Voortreffelijk is ook zijn Afneming van ’t Kruis, op ’t Trippenhuis, en zeker nog boven zijn Aanbidding der Herders te stellen. Een niet minder uitnemend stuk, in de galerij van den Hertog van Aremberg – de Vermenigvuldiging der brooden en visschen afbeeldende – kenmerkt zich, even als het Maria-stuk te Brussel, door de kleinere afmeting der voorgestelde personen. Op den voorgrond ziet men er Kristus met drie zijner jongeren, den schotel met de visschen, hem door een kind aangeboden, met de hand beroerende, om er hetzelfde wonder meê te doen plaats grijpen, dat hij bij de brooden al bewerkstelligde; ter zij toch ziet men Petrus reeds een mand vol van deze opnemen, terwijl aan de andere zij een vrouw gezeten is, die ’t oog vol belangstelling op den wonderdoener gericht houdt. Op den achtergrond, heel

  1. Blijkens zijn eigen opschrift namelijk op zijn St. Blazius te Gent, dat bij ’t stuk in 1668 op zijn 80e jaar schilderde.