Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ren en lichtmissen, tot hem een belangstellend kunstvriend, zekere D’Emery, weder naar Parijs troonde. Door den koning met een adelbrief begiftigd, nam hij hoe langer hoe hooger manieren en taal aan, en liet zich te meer daarop voorstaan, als hij steeds ook voor groote Heeren en tegen hooge prijzen werkte. Zijn landschappen kenmerken zich door hun bezielde eenheid, grootschheid van opvatting, en juistheid van uitvoering. Zij komen slechts zeldzaam (één o.a. te Kopenhagen) voor, en zijn ’t meest door de prenten bekend, er door J. Morin naar gesneden. Zijn hoogheid van levensmanier, op den duur met losheid gepaard, deed hem in armoede ondergaan.

Twee waardiger leerlingen, en kunstbroeders in zijn eigen geschiedvak, vond Rubens in zijn beide stadgenooten Jan van Hoeck en Erasmus Quellijns. De eerste, in Sept. 1598 te Antwerpen, uit deftige ouders geboren, leerde bij den grooten meester zelf de beginselen der schilderkunst, en reisde vervolgens over Duitschland naar Italië, ’t geen hem in aanraking bracht met keizer Ferdinand II en zijn zoon Leopold. Toen dan ook de laatste, in 1646, tot Stedehouder in de spaansche Nederlanden benoemd werd, nam hij Van Hoeck met zich meê, en stelde hem tot zijn hofschilder aan. In die hoedanigheid schilderde deze nu ook twee jaar later, bij den vrede van Munster, den keizer, door Mars en de Vrede gekroond, en van den Overvloed gevolgd. Veel schooner dan dit, door zijn zinnebeeldige opvatting reeds minder gelukkig stuk, is echter dat, ’t welk hij voor de Lieve-Vrouwenkerk te Mechelen schilderde, en dat het lijk van den Kristus, door Jozef van Arimathea en Johannes opgenomen, voorstelde; kleur, teekening, uitdrukking, en houding mag daarin alles even loffelijk heeten. In dezelfde kerk prijkt een niet minder verdienstelijke Kruisdraging van zijne hand, waarbij Kristus zijne moeder toespreekt, die hem, de handen saamgevouwen, in diepen weemoed aanhoort. Voor de brugsche hoofdkerk schilderde hij eene Kruisiging vol diep gevoel, voor Sint Jacobs te Antwerpen eene Aanbidding der drie Koningen, en voor Sint Quintijn te Leuven eene Graflegging, allen in denzelfden Rubens waardigen stijl. Als portretschilder laat hij