Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/176

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zich te Weenen, door zijn afbeeldingen van den aartshertog Leopold, te paard en in ’t harnas, en koning Filips IV van Spanje kennen; het laatste vooral meesterlijk gepenseeld.

Zijn stadgenoot en medeleerling van Rubens, Quellijns, die in 1607 geboren was, had eerst in zijn vaderstad de wijsbegeerte onderwezen, en dien werkkring eerst in 1633 vaarwel gezegd, om zich, door zijn omgang met Rubens verlokt, op zijn voetspoor aan de schilderkunst te wijden. Zijn streng-katholieke richting bleef steeds van veel invloed op de strekking van zijne kunst, die zich anders door zuiverheid van smaak, zachtheid van koloriet, en eenheid van werking onderscheidde. Voor de Sint Jacobskerk te Antwerpen schilderde hij, waarschijnlijk naar aanleiding der pest van 1658, een St. Rochus, van smart en vermoeyenis uitgeput, op een hoogte neêrgezonken en door twee engelen verzorgd, even bevallig van lijnen als kleur. Voor de Sint Salvatorkerk te Gent maakte hij een Jozef en Maria op de vlucht naar Egypte, waar het Kristuskindjen, op Jozefs schoot gezeten, zijn maagdelijke moeder, die met de armen over de borst gekruist voor hem staat, de handjens toesteekt. Voor Sint Rombouts te Mechelen eene Aanbidding der Herders, geheel in Rubens’ stijl. Voor Sint Pieters te Gent schetste hij, in uiterst mystieken trant, den zegepraal van den kristelijken godsdienst. Na den dood zijner vrouw betrok hij als monnik de abdij van Tongerloo, waar hij den 11en November 1678 verscheidde. Zijn laatste schilderij was een omvangrijk stuk, met macht van bijwerk, doch minder gelukkig van uitvoering, en grof van bewerking, dat den vijver van Bethesda heette voor te stellen, en waarop hij zich zelf met zijn vrouw, kinderen, en leerlingen had afgebeeld. Zijn zoon en naamgenoot, dien men, onverklaarbaar genoeg, soms boven hem gesteld heeft, staat integendeel ver beneden hem, en getuigt, in zijn schilderwerk, reeds van ’t verval der vlaamsche shcool. Hem daarentegen en Van Hoeck mag men als voortreffelijke leerlingen van Rubens beschouwen, in ’s meesters trant met den besten uitslag werkzaam.

Geheel zelfstandig en oorspronkelijk ontwikkelde zich intusschen onder dien meester een derde leerling, Antonie van