Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vedelaar, van Titiaan een Karel V, van Velasquez een Filips IV, van Rubens zijn Stroôhoedjen, van Rembrandt zijn burgemeester Six ten toon stelde, zou ik er van Van Dijck het liefst dezen Snijders, tussen Titiaan en Velasquez, bij hangen[1]. Het portret van Snijders vrouw, hoe voortreffelijk, evenaart dat van haar man niet in kunstschoon. Zij is evenzeer in ’t zwart gehuld, gewerkte zij, van voren met goud borduursel; het gelaat in ’t volle licht. Een vaas met bloemen bij een zuil aan de eene zij, aan de andere in den bovenhoek een licht paarsch gordijn uit den grijzen, een fraai uitzicht naar buiten op den achtergrond. Even als haar man, berust ook zij thans in Engeland, maar van hem gescheiden op Warwick-Castle; slechts het toeval bracht beiden, vóór weinig jaren, op den tentoonstelling te Manchester voor korten tijd eens bijeen. Een ander echtpaar, door Van Dijcks penseel vereeuwigd, was in dit opzicht gelukkiger. Bezoekers van Den Haag vóór 25 jaar zullen ’t zich uit de gallerij van koning Willem II nog herinneren, uit welke het, bij de veiling in 1851, voor mee dan ƒ60,000 gezamenlijk in die van den markgraaf van Hertford overging. Hier overtrof echter de vrouw den man in kunstschoon. Beide waren in 1630 en 1631 door den schilder gepenseeld; hij – de 34jarige Filip le Roy, Heer van Ravels – met de linkerhand op den kop van een groote zwartgevlakte hazewind, en de rechter op zijn degenknop; zij, een bloeyende, zestienjarige schoone, hemwaarts gekeerd, gelijk hij tot haar, een zwartveêren waayer in beide handen, met kuiltjens in de blozende wangen, en ’t zonnigblonde haar aan weêrszijden in zware boekels opgemaakt, en naar de ooren geleid. Een klein wit veêrtjen ligt, boven op ’t hoofd, schuins over de blonde haren; het lijf is in zwart satijn gehuld, en de hals met een liggende kanten kraag en een snoer paarlen omgeven. Gelukkig — zegt Thoré[2]— de liefhebber, die deze vrouw van haar echtgenoot scheiden, en met Van Dijcks Snijders in zijn verzameling paren kon! —

Kort nadat hij Mevr. Le Roy geschilderd had, stak Van

  1. Trésors d’art, p. 216.
  2. T. pl. p. 221.