Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/185

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met een blad schrifts in zijn hand. Het grootste van ’s Konings portretten, een stuk van 13 voet hoog en 8 breed, stelt hem ons geharnast op een wit paard gezeten voor, een gaanderij uitrijdende, die ’t geheele doek inneemt, en daardoor wel wat leêgte aanbrengt, in spijt er, aan ’s Konings linkerzij, nog zijn in schitterend rood getooide stalmeester op voorkomt, zijn helm te voet voor hem dragende. De Koning zelf, met zijn bekende lange lokken, neêrgeslagen kanten halskraag, een blauw lint over de borst, en buffelleeren halve laarzen, houdt zijn veldheerstaf in de rechter hand, die op den van goud doorweven rooden zadel rust. Aan zijn rechterzij hangt, aan een der pilasters, zijn wapenschild met een kroon overdekt. Zijn vijf kinderen ziet men te zamen op een veel kleiner doek, het oudste een jongetjen van zeven jaar, in ’t rood, zijn zusjen Marie, de latere Princes van Oranje, met het jonste kindjen, de latere Koningin Anna, als een pop in haar armen, in ’t blauw, beide andere, Jacob en Elizabeth, in ’t wit, de eerste met oranje mouwen; een groote geelachtige hond houdt hen gezelschap. Op een ander stuk zien wij alleen de drie oudste kinderen, Karel, Maria, en Jacob. Hun moeder vinden wij er tot viermaal toe door Van Dijck afgebeeld[1]. Onder de elders in Engeland berustende stukken van zijne hand, ’t zij hij die tijdens zijn verblijf daar wrocht, ’t zij ze eerst van ’t buitenland derwaarts kwamen, vinden wij o. a. een paar tafreelen uit den ouden helden- en den middeneeuwschen riddertijd, van Willem III op ’t Loo herkomstig, en in 1713 uit zijn nalatenschap verkocht[2]: een Achilles door Ulysses onder de dochters van Lykomedes opgedoken, en een Reinoud en Armida, het laatste vooral schitterend van koloriet. Armida’s fiere gestalte herinnert er aan die der Zeenimfen uit Rubens ontscheping van Maria de Medicis (zie boven, bl. 113); zij omstrikt

  1. Een lijst van al de voor Koning en Koningin geschilderde portretten, met de prijzen waarop zij door den schilder gesteld, en door den Koning verminderd zijn, werd in 1844 door Hookham Carpenter uitgegeven, en door Kramm (t. pl. bl. 399) overgenomen.
  2. Zie het aangeteekende bij Kramm, bl. 401.