Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en tot prikkeling van den geloofszin harere bezoekers, die in de laatstverloopen jaren, in verschillende steden en dorpen ook van Noordnederland, door belangstellende tusschenkomstveler kunstvrienden weder te voorschijn gekomen, en op nieuw voor ’t oog des bezoekers blootgelegd zijn. Uit de 13e tot de 15e of zelfs de 16e eeuw dagteekenend, zijn die uit beide eerste eeuwen even ruw van vorm als onredzaam van teekening, en kenmerken zich door hun grofheid van lijnen en omtrekken, bontheid van kleuren, en volkomen gebrek aan lichtwerking en doorzicht. Alle aanduiding van schaduw zelfs wordt er in gemist, en de indruk, dien zij maken, kan dan ook het best bij die van een beschilderd bas-reliëf in het halfdonker van een slecht verlichte kapel vergeleken worden. De verschillende beelden zijn, ook in de ruinte zelve, als in een snijwerk op elkander gedrongen, als ware ’t er op toegelegd, zooveel hunner maar immer mogelijk op een kleine ruimte bijeen te brengen. Men meent daaruit dan ook te kunnen opmaken, dat zij, die ze schilderen, zich als door den indruk van ’t beeldhouwwerk lieten leiden, van dit hun kunst, wat den vorm betreft, afkeken, als zij geroepen werden het te beschilderen[1]. Daaruit toch verklaart zich het best de bouwkundige omlijning, de rangschikking der groepen en voorstellingen, de stijve houding der beelden, de hoekige vormen van hun gewaad, en de overmaat van ’t licht. Zij prijkten op de zijwanden en pijlers van koor en langhuis, op de westelijke muren bij den ingang, in de kapellen, op de gewelven, overal — in een woord — waar het penseel maar geschikte ruimte vond. Hun onderwerpen ontleenden zij aan ’t Oude en Nieuwe Verbond, de Heiligenlegenden, en de fantastische voorstellingen der middeneeuwsche menschheid, omtrent bovennatuurlijke dingen, Hemel, Hel, en derg., gevoed[2]. Tot de 13e eeuw reeds schijnen die te behooren, welke in de St. Jans- of Kapittelkerk te Gorinchem ontdekt werden, en deels naieve schetsen der schepping van wereld en

  1. J. A. Crowe, die Entwicklung der niederländischen Malerei. (Im neuen Reich, 1873, 2).
  2. Verg. Moll’s Kerkgeschiedenis van Nederland, enz. II. 3. bl. 186.