Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/190

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

grootheid opgedoken. Hij was in ’t voorjaar van 1612 geboren en eerst bij zijn vader, vervolgens bij Rubens in de leer geweest, naar wien hij zich toen geheel zocht te vormen. De gelaatstrekken zijner Maria, op zijn schilderij in de St. Jacobskerk, herinneren sterk aan die van Rubens’ tweede vrouw. Een ander schilderij van zijn penseel, de tocht van Israël door de roode zee is heel naar Kingma-State te Zweins, bij den grietman van Franekeradeel, verdoold geraakt. Meer van hem, en daarbij van den meest verschillenden inhoud, is van een derden leerling van zijn meester, Theodoor van Tulden, tot ons gekomen. Deze was in 1607 in den Bosch geboren, maar in 1621 reeds in Antwerpen, waar hij zich aanvankelijk onder zekeren Blijenberg oefende, doch daarop, door Rubens’ schitterende gewrochten aangetrokken, zich zooveel doenlijk naar deze vormde. In 1626 tot meester aangenomen, ging hij in 1632 naar Parijs, om bij de herstelling der kapel van de kerk der Redemptoristen meê te werken, en bracht van daar uit een bezoek aan Fontainebleau, waar hij het mythologisch schilderwerk van den Italiaan Nicolo del Abbate, de lotgevallen van Ulysses, bewonderde en – niet heel nauwkeurig trouwens en vrij oppervlakkig – afteekende, om het geëtst in ’t licht te geven. In 1635 was hij in Antwerpen terug, en daar, met zijn grooten meester, bij de inhuldiging van den Cardinaal-infant Ferdinand werkzaam, die hij in 1642 beschreef[1]. In ’t zelfde jaar met Rubens petekind, Hendrik van Balens dochter, Marie gehuwd, erlande hij in ’t volgende jaar het burgerrecht, en werd in 1638 deken zijner gilde. Later keerde hij naar zijn geboortestad terug, en hielp, met Jordaens en Honthorst, de Oranjezaal op ’t Huis ten Bosch opluisteren; in 1656 maktij hij cartons voor glasschilderijen in Sint Goedele te Brussel. Een zijner beste ernstige stukken is zijn Ecce-Homo in ’t Muzéum te Brussel; een ander, meer uitvoerig, prijkt in den Kristiaansburg te Kopenhagen, en stelt den verrezen Kristus voor, van Johannes den Dooper, de heilige Anna, de

  1. Zijn beide afbeeldingen van den Triompfboog, bij die gelegenheid, ziet men in ’t Muzéum te Antwerpen.