Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

onnoozele kinderen en de aartsvaders omringd, en door de knielende Marie aangeroepen. Uit een geheel andere Godenwereld is zijn Paris, die Venus den prijsappel toekent, terwijl Zeus haar uitnoodigt zich te bekransen (aldaar). Te midden van ’t Vlaamsche volksleven verplaatst ons daarentegen zijn luidruchtige Boerenbruiloft op ’t brusselsche Muzéum. Aan de eene zij de bruid, onder een groote bloemkrans aan den feestdisch vol smullende gasten; aan de andere de heer en vrouw van ’t dorp, met gezelschap, op en om een kleine hoogte, van hun bedienden gevolgd, en door hun koets ingewacht Een doedelzakspeler staat op een ton onder de dansende en joelende paren in ’t midden, terwijl een der feestgenooten reeds met een wieg komt aansjorren, en meer dan een beschonken deelnemer van de overdadig genoten goede sier doet blijken.

Met dit stuk zien wij ons tevens weder in die boeren- en burgerwereld overgebracut, waarin Teniers in deze dagen den schilderscepter zwaaide, en zijn leer- en volgelingen op zijn voetspoor voortwerkten. Geen onder dezen meer geheel naar zijn trant, dan de met hem en de zijnen persoonlijk bevriende Ferdinand van Apshoven, van wien daardoor menig gewrocht op naam van zijn meester aan den man gebracht, en in verschillende verzamelingen verspreid is. Van daar dat die op zijn eigen naam zoo uiterst zeldzaam zijn, en te Brussel noch te Antwerpen, Amsterdam noch Den Haag, Berlijn, Dresden, Weenen, Munchen, Kopenhagen, enz. geen gevonden worden; Rotterdam alleen bezit er een, dat – naar Thoré’s opmerking – inderdaad dan ook “zoo goed is als een Teniers”. Het stelt een rijk gestoffeerd boerenbinnenhuis voor, waarin een bejaard man en jeugdige vrouw. De schilder, wiens geboortejaar onbekend schijnt, overleed nog een geruimen tijd vóór zijn meester, in 1660. Veel minder zeldzaam is de in 1612 geboren Antwerpenaar David Rijckaert, wiens vader en grootvader ook reeds geschilderd hadden, en die in 1636 als meester werd ingeschreven. Hij had zich eerst onder zijn vader op ’t landschap toegelegd, maar het later voor dergelijke huiselijke tafreeltjens laten varen. De spaansche landvoogd, aarts-