Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

naast den jeugdigen Karel gezeten. Op een ander blad wordt de doop van den Frankenkoning Clovis voorgesteld, met die innemende argeloosheid, die het vlaamsche penseel dezer dagen kenmerkt. Op een derde ziet men een afgevaardigde van Keizer Commodus in een gallische stad een belastingsbrief voorlezen, maar — even als ’t vorige tafereel — geheel in den borgondischen tijd verplaatst. Een ander weêr geeft ons de heilige Ursula en hare maagden te zien, en roept Memlings schoone kunstgewrocht te Brugge voor onze gedachten. Veelal wordt dan ook aan hem, als maker van deze en gene althans dezer aantrekkelijke schetsen, gedacht[1]. Andere echter zijn van minder allooi, en die van het tweede deel door den Brugschen verluchter Willem Wyelant vervaardigd, in wien men — naar Labordes opmerking — al de goede met al de kwade eigenschappen van zijn vak vereenigd vindt: overdadig gebruik van schitterende kleuren, schrille tinten, eenzijdige voorkeur voor ’t blauw in kleêren en daken, eentonigheid van gelaatsuitdrukking en gestalte, enz.[2]

Van denzelfden Hertog Filips,

  1. Zie o. a. Les Splendeurs de l’art en Belgique, p. 152 s.
  2. Zie Dehaisnes t. a. pl. p. 76; het handschrift zelf berust thans ter borgondische boekerij.