Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zer laatste uit het laatst der 15e en ’t begin der 16e eeuw onderscheiden zich mede door hun weelderige penseelkunst. Het eene, in klein 120, bevat een reeks miniaturen in Johan van Eycks trant en van het schitterendste koloriet. Het tweede, in grooter formaat, is in zijn voorste gedeelte met enkele kleine afbeeldingen op de plaats der hoofdletters versierd, terwijl verder op een reeks van keurig bewerkte heiligen voorkomt, onder welke vooral de heilige Katharina uitblinkt. De smaakvol met bloemen versierde gouden rand is hier en daar van ’t ongemeenste schoon. In het derde, in 120, zijn sommige der talrijke miniaturen in tedere kleuren, de meeste grijs op grijs gepenseeld, en velen daarvan in de hoofdletters zelf aangebracht. Een borstbeeld der Moedermaagd met het Kristuskindjen kenmerkt zich door de zachtheid der uitdrukking, terwijl de eenvoudige rand zich door zijn eigenaardig karakter, zwarte met goud omwonden boorden, onderscheidt, onder welke van tijd tot tijd de zinspreuk van den oorspronkelijken eigenaar sans envie prijkt.

Ook bisschoppen en abten droegen — als wij zeiden – het hunne tot bevordering der miniatuurkunst bij. Uit de abdijen van St. Amand en Marchiennes zijn te Valencijn, Douai en elders, in de zestiende eeuw verlichte handschriften bewaard gebleven, door valencijnsche, gentsche, en brugsche kunstenaars bewerkt. Tot de laatste van dezen behoorden Simon Bering, die in 1537 de vlaamsche graven van Filips de Foede tot Karel V, en de wapenschilden der gulden vliesridders van 1429 af, penseelde, en Huibert Cailleau, die zich vooral in de jaren 1563 tot 1582 werkzaam bewees. Na hem raakte het miniatuurpenseel, door de vereende werking van hervorming, staatsberoerte, en drukkunst, in den achterhoek, om er niet weêr uit voor den dag te komen. Wel zocht men nog op sommige plaatsen, met het oude geloof, ook de oude verlichttrant in eere te houden, maar zonder baat. Andere tijden, andere zeden; de vlaamsche kunst zelve had toen reeds sedert lang een andere werkkring voor haar vaardige hand weten te vinden, waarbij zij, in den aanvang vooral, met de sprekendste trekken toonen zou, van welke oefenschool zij was