Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hunner St. Lukas- of Schildersgilden, die in allerlei kunsttrant van hun aanwezen blijk gaven. Van 1338 tot 1410 vinden wij er te Gent niet minder dan 230 aangegeven, waaronder verschillende met schilderwerk voor kerk- en kloosteraltaren belast[1]. Te Brugge worden ons hun namen en bepalingen. wel eerst tegen ’t midden der 15e eeuw bekend, maar in een zijvertrek der St. Salvatorskerk bestaat nog heden een reeds in 1350 geschilderd stuk van de looyersgilde, dat een kruisiging voorstelt, en, hoe ’t voor de vlaamsche meesterstukken moge onderdoen, niet van talent ontbloot is. Vorm en uitdrukking van gelaat en hoofd mogen te recht edel heeten; de lichaamshouding is, met weinig uitzondering, eenvoudig en natuurlijk, en de teekening voor een goed deel ontleedkundig juist. Te Doornik bloeide in 1425, naast een beeldhouw- een schilderschool, waar men zich van elders — Rysel, Donai, Valencijn , Brugge, Holland, Engeland, ja zelfs Spanje — heen begaf. Yperen leverde in 1468, bij ’t huwelijk van Karel den Stoute, negentien kunstschilders; en te Antwerpen was de St. Lukasgilde waarschijnlijk reeds ouder zelfs dan die van Gent, al worden ons de namen van haar dekens, gezworenen, en meesters eerst sedert 1434 kenbaar. Voor ’t borgondische Huis waren, als schilders, bepaaldelijk ook twee Nederlanders, Jan van Hasselt en Melchior Broederlein (1386-1398), werkzaam. De eerste, die — even als de tweede trouwens — ook reeds voor Lodewijk van Male geschilderd had, werd door Filips den Stoute met het maken van een schilderij voor de Kerk der Cordelieren te Gent belast; de tweede met het schilderwerk buiten op de altaarbladen der Karthuizerkerk te Dijon, die van binnen het beeldhouwwerk van den Termondenaar Jacob van de Baerse bevatten[2]. Hij schilderde er vier tot de geboorte van Jezus betrekkelijke tafereelen, waarin bevalligheid en gemak van uitdrukking en beweging, op sommige punten, zich met platheid van voorstelling en linksheid van bewerking op andere paren. Ook koloriet en lichtwerking laten er maar al te veel

  1. Zie hunne min bekende namen bij Dehaisnes, t. pl. p. 105.
  2. Zie Dehaisnes, naar Laborde, t. pl. p. 111.