Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Jezus te Brugge, en het portret van zijn eigen vrouw te Antwerpen; een tweede Kristuskop van ’t jaar 1440 is niet echt gebleken. In den zomer van ’t volgende jaar overleed hij.

Buiten ’t genoemde is er nog veel, welks dagteekening zich minder bepalen laat, doch dat men, terecht of te onrecht, mede aan zijn penseel meende te moeten toekennen. Pinchart wist zelfs, vóór eenige jaren, nog een Sint Franciscus van zijne hand te vermelden, door den brugschen edelman Anselmus Andornes in 1470 aan zijne dochters vermaakt, doch sedert vermist[1].

Niet onaardig is het, met de Moeder Gods van zijn broeder, de zijne te vergelijken, gelijk zij zich op ’t brugsche Muzæum aan ons vertoont. Zoo edel, zacht, bevallig, en verheven zich gene voordoet, zoo burgerlijk weldoorvoed, als een echt vlaamsche schoone, treedt ons deze voor oogen. Toch is de kunst, waarmeê zij geschilderd is, zeker niet geringer, de tint niet minder malsch, de ronding niet minder fijn; maar welk een huismoederlijke welgedaanheid in deze gezonde zus! In haar arm houdt zij ’t kind Jezus, dat met een papegaai en wat bloemen speelt, en waarin niet minder de alledaagsche werkelijkheid gevolgd is. Aan de rechterhand staat St. Donaat, met schitterende myter en mantel, en een verheven en vroom gelaat. Dat van den kanonnik, voor wien ’t stuk geschilderd werd, komt er in zijn kleurige volheid en rimpelige trekken eigenaardig tegen uit; het is een meesterstuk van schilderkunst, en toont ons het penseel van den maker in zijn volle kracht. Waarschijnlijk zijn dan ook aan hem, en niet aan zijn broeder, de Adam en Eva op ’t gentsche stuk te danken, uit welke geen mindere werkelijkheidszin spreekt. Zelfs onder de drommen zijner profeeten, heiligen, en apostelen vallen ons gelaatstrekken in ’t oog, wier gulle rondheid en boertige uitdrukking ons onwillekeurig een glimlach op de lippen brengt en in welke zich de toekomst van ’t nederlandsch penseel, van zij schertsende zij, in zijn kiem reeds openbaart. Het landschap, waarin hij ons zijn Moeder Gods te Antwerpen schildert, doet daarentegen in zijn keurige behandeling aan Van

  1. Archives des arts, sciences et lettres, Gand, 1860. I. p. 265.