Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/54

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van hem bewaard, is niet alleen geheel in Johan van Eycks manier geschilderd, maar stelt ons ook de beide aan hem ontleende beelden van Adam en Eva, en zelfs het smirnasche tapijt voor oogen, door Johan in der tijd uit Spanje meêgebracht, toen hij er het leger van den Moorenkoning bij zijn verblijf te Grenada bezocht[1]. In November 1473 overleed hij. Zijn toenaam Krist of Kristi ontleende hij waarschijnlijk aan ’t schilderen van een Kristuskop.

Hoe weinig men daarentegen recht had, den geliefkoosden brusselschen schilder Rogier van der Weyden tot een leerling der Van Eycks te maken, is thans algemeen erkend. Sedert Wauters in 1841 zijne geschiedenis uit het stedelijk archief heeft opgedolven, en ook elders de belgische archieven op zijn naam zijn nagelezen, weten wij, dat bij zich geheel onafhankelijk van hen vormde, en dan ook eerst in later tijd hun olieverven leerde gebruiken. Wanneer men hem — gelijk waarschijnlijk is — voor één mag honden met den Roger de la Pasture, van wien de doorniksche bescheiden spreken, dan werd hij daar ter stede geboren, er van 1426 tot 1432 tot schilder opgeleid, en ontving in dit laatste jaar er den meestergraad. In 1436 werd hij tot stadsschilder te Brussel aangesteld. Hij schijnt zich lang met het beschilderen van beeldhouwwerk te hebben bezig gehouden, gelijk dat nog een geruimen tijd in den smaak bleef. Zijn eerste bekende schilderwerk, een Doop van Kristus, en een outerstuk uit Miraflores herkomstig, en later in ’t bezit van Koning Willem II, beide thans te Berlijn — een Maria bij het lijk van haar zoon — dragen daar dan ook de kennelijke blijken van. Het snijwerk, in de gothische omgeving aangebracht, de rood, blauw, en paarsch getinte Engelen, die er om rondzweven, de vuurroode God de Vader, verraden duidelijk zulk een werkkring. En ook in later jaren liet hij er zich nog meê in. In 1449 maakte hij een kunstreis naar ltalië, waar hij te Ferrara een hem verwante richting vond, die van den Paduaan Squarcione was uitgegaan. Zijne komst droeg er zeker toe bij, het gebruik der olieverf daar meer bekend te maken. Hij zelf schilderde

  1. Zie het stukjen van Crowe, Grenzboten S. 47.