Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ursula en hare maagden toen in de wijdvermaarde kas gesloten werden, door Memlings keurig penseel beschilderd. Voor de boekverkoopersgilde had hij, reeds twaalf jaar vroeger, een stuk gemaakt, dat de “Zeven Weeën van Maria” voorstelde, en bovendien het portret van den schenker en zijne vrouw bevatte. Lang werd dit verloren geacht; het is echter, hoewel zonder beide zijvlgels, in de gallerij te Turijn teruggevonden, en blinkt niet minder door zijn meesterlijk kunstschoon dan eigenaardige schikking en bewerking uit. Het geeft ons namelijk een proef van de wijze, waarop het ook bij Van der Weyden opgemerkte verband der schilder- en beeldhouwkunst dier dagen, op de eerste werkte. Het bracht er toch een samenvatting en rangschikking der voorgestelde onderwerpen teweeg, als voor alle snij-werk vereischt werd, en kennelijk ook bij dit stuk van Memling — gelijk trouwens ook bij zijn tegenhanger, het munchensche der “Vrengden” — plaats heeft. Reden te meer, hem als een oorspronkelijk bij Van der Weyden gevormd schilder te herkennen, waartoe ook zijne erkende medewerking aan dezen en genen arbeid zijns meesters, van de andere zijde, reeds noopt[1].

Buiten deze opleiding te Brussel is ons van zijn vroeger leven en omstandigheden niets bekend, en maken wij eerst in zijn latere jaren te Brugge met hem kennis. Van zijne kunst is echter ook van vroeger dagteekening genoeg bewaard gebleven, om hem in zijn ontwikkeling als schilder ga te slaan. Dat hij daarbij ook de kenische meesters, Willem en Steven, bestudeerde en hun zalvende zachtheid van uitdrukking van hen afkeek, wijzen zijne latere stukken overvloedig uit; de juiste tijd is echter onzeker. Tot de vroegere ons bekend geworden vruchten van zijn penseel behooren de portretten van den brugschen Schepen Willem Morel en zijne vrouw (thans in de verzameling-Van der Schrieck te Leuven), en de zoogenoemde Sibyl Sametha in het Sint Jans Gasthuis, door de

  1. Zoo o. a. in de thans te Londen berustende Kruisiging met portretten der Sforza’s, en het stuk, waarvan het middenvak door Rogier, beide zijvakken door Memling geschilderd waren; verg. Crowe t. pl. S. 50, en Dehaisnes p. 178.