Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

door dien vlaamschen indruk laten verklaren, en de bewerking der verschillende koppen en gestalten, gelijk die van ’t bouwkunstig bijwerk, verloochent zijn schildertrant elders niet. Het doorzicht is er goed in acht genomen, en de bruin gemarmerde kerkpijlers, waarop eenige in goud geschilderde paneelen hangen, herinneren aan die van zijn ouden leermeester Mabuze. Op den achtergrond ziet men twee andere geestelijken met den rug naar beide rijen gekeerd, voor twee altaren dienst doen; het geheel boeit door zijn argelooze voorstelling en ongekunstelde bewerking. Even ongekunsteld is ook de wijs, waarop hij zich zelf en zijn medebeêvaartgangers naar Jeruzalem, twee aan twee ten halven lijve, de palmtak op schouder, afbeeldde, gelijk men dat te Haarlem zien kan; zich zelf liet hij daarbij reeds vooruit in ’t kanonnikskleed prijken. Minder ongekunsteld van uitvoering, maar hoogst argeloos van opvatting is een, uit het Sint Jansklooster herkomstige[1], Doop van Kristus in ’t haarlemsch Muzéum. Een boomrijke, van een vlietend water doorkronkelde landouw, waarin verschillende deels rondwandelende, deels zich aan- of ontkleedende personen van beider kunne; op den voorgrond in ’t midden, onder ’t lommer van een boom, Kristus, tot de enkels in ’t water en door Johannes gedoopt. In een door de wolken brekende lichtstraal ziet men, boven hem, de duif des Geestes nederzweven, die de aandacht van twee in de nabijheid staande jonge schoonen trekt; op den tweeden grond kamt zich een derde, die beiden gelijk den doopeling den rug toekeert, in een doorzichtig onderkleed, de lange blonde haren. Aan de andere zij, vlak bij het hoofdtooneel, dat in ’t geheel niet als zoodanig uitkomt, en alleen door ’t licht van boven allengs de aandacht trekt, ziet men een ander persoon zich met gebogen rug in een groen gewaad

  1. En zeker dus dezelfde, dien hij — naar Van Mander — voor den Commandeur (zie boven, bl. 80) geschilderd had. Een tweede voorstelling van ’t zelfde onderwerp, 1525 gedagteekend en met zijn naamteekening voorzien, is — gelijk men weet — in het Muzéum Boymans te Rotterdam, maar zoo overgeschilderd, dat er zich haast niets van zijne hand meer in voordoet. Zie Burger, Musées de la Hollande, II, p. 279.