Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/94

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kunst, bij tijden, eenige edele en begrijpzame geesten, en men er, onder de boersche jeugd, zulke geneigdheid tot de kunst gespeurd en gevonden heeft?” — In weêrwil van ’s vaders pogen hem aan zijn eigen boerenarbeid te binden, had zich de jonge Maarten, zijn natuurlijken aanleg getrouw, naar Haarlem begeven, en er zich onder Jan van Schoorl’s leiding op ’t schilderen toegelegd, om zich op rijper leeftijd — na den dood zijns vaders in 1532 — in Italië verder te gaan oefenen. Voor zijn vertrek vervaardigde hij, behalve zijn vaders portret, een outerstuk ter gedachtenis voor de schildersgilde, dat hun evangelischen beschermheilige en kunstbroeder der overlevering, Lukas, voorstelde, bezig de Moedermaagd met het Kristuskind te schilderen; een eigenaardige, meer vermakelijke trouwens dan schoone proeve van tweeslachtigen schildertrant. De kop van den met een knijpbril gewapenden Lukas, naar dien van een haarlemschen bakker genomen, is — gelijk zijn gansche gestalte — flink en krachtig genoeg, en de uitdrukking van Maria’s gelaatstrekken zacht, als die der vronwen van Maartens meester in ’t algemeen; maar het misvormde Kristuskind, hoe “vriendelijk” het — naar Van Manders uitdrukking — kijken mag, is slechts een misteekend en verdraaid voorwerp en ook de verdere bijpersonen — een Engel, met fakkel en meer geverfd-houten, dan geronden vleeschen arm, en een met klimop bekranste dichter, den schilder zelf (naar men zegt) verbeeldende, laten maar al te veel te wenschen. Een levensgroote Adam en Eva, die hij waarschijnlijk mede vóór zijn vertrek schilderde, uit het Sint Jans klooster afkomstig, is, in zijn platte werkelijkheid en ’t onoogelijk uiterlijke van beide beelden, meer lachwekkend dan verheven. In de drie jaar, die hij daarop in Italië en te Rome doorbracht, bleef hij zich vooral aan de studie van Michel-Angelo wijden, gelijk dat in zijn verschillende stukken duidelijk genoeg aan ’t licht komt. Het schoonste van deze is voorzeker dat tafereel van den met doornen gekroonden Jezus; uitdrukkingsvolle en krachtige beelden ten halven lijve, die ons de kleurrijke forschheid van zijn penseel in haar volle verdienste doen kennen. Een groot outerstuk, welks middenvak een Ecce-homo voorstelt, terwijl