Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/95

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beide zijluiken, aan de binnenzij een St. Kristoffel met twee knielende mannen en zeven knielende vrouwen, aan den buitenkant de profeeten Ezechiël en Daniël te zien geven — allen levensgroote beelden ten voeten uit — geeft van niet minder penseelkracht blijk, al is er niet alles van ’t zelfde kunstschoon. Beide stukken prijkten vroeger op ’t delfsche raadhuis, en werden door den schilder in ’t jaar 1560 vervaardigd[1]. Inmiddels had zijn naam zich wijd en zijd in den lande verspreid, en was hij voor de kerkelijke kunst, ook in andere steden nog, bij voortduring werkzaam geweest. Na zijn terugkomst uit Rome was hij weder te Haarlem komen wonen, waar wij hem in 1560 als gildedeken aantreffen, en in een eigen huis in de lange Bagijnenstraat gevestigd vinden. Een jaar of vijftien later deed hij dit van de hand, en ging een ander op ’t donkere Sparen betrekken[2]. In dien tusschentijd droegen hem kerkmeesters en geestelijke der groote kerk van Alkmaar de vervaardiging van een groot outerstuk, een gekruisten Kristus, op, waaraan hij van 1538 tot 1541 arbeidde[3]. Vijf jaar later schilderde hij er voor ’t altaar der lakengilde eene Engelengroete, met de geboorte van Kristus en de drie Koningen[4]. Bevriend met den wakkeren Coornhert, wiens graafijzer vaak naar zijne teekeningen werkte, deelde hij wel in zijn verdraagzame gevoelens, doch minder in zijn strijdvaardigheid, en verliet, met verlof der overheid, in 1572 de stad, om tijdelijk te Amsterdam bij een zijner vroegere leerlingen — Jacob Rauwaert — in de Warmoestraat, te gaan schilderen. Na de verovering teruggekeerd stond hij mede borg voor de leening van anderhalve ton tot afkoop der plundering. Twee jaren vroeger had hij de teekening voor de thans zoo vernielziek gesloopte kleine Houtpoort vervaardigd, en ruim een jaar later, den 1sten October 1574, overleed hij. Hoewel twee-

  1. Zie Boitets Beschrijving van Delft, f. 74. Zij werden, met nog twee andere stukken, in 1860 te Amsterdam geveild, en kwamen zoo bij aankoop en geschenk naar ’t Haarlemsche Muzéum.
  2. Boitets Beschrijving van Delft
  3. Zie Dr. van der Willigen’s Artistes, enz., op zijn naam.
  4. Aldaar p. 158, s. s.