Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maal gehuwd, liet hij bij geen zijner vrouwen kinderen na[1], doch vermaakte, bij uiterste wil, een jaarlijksche geldsom tot uitzet voor een tweetal bruiden, waarvan steeds ééne uit Haarlem, wier huwelijk op zijn grafzerk moest ingezegend worden. Eene bepaling, die meer dan twee eenwen lang, het laatst in November 1789, is nagekomen[2]. Op zijn vaders grafsteê te Heemskerk liet hij een arduinen grafnaald, met ’s mans afbeelding, een opschrift, en eenige zinnebeelden plaatsen, voor welker onderhoud hij mede een geldsom in landrente vaststelde. Buiten zijn vaders en zijn eigen portret, schilderde hij dat van Lumeys betreurenswaardig slachtoffer, pater Muis, dat in 1611 in hontsnee werd uitgegeven; en niet ten onrechte kent hem van Mander ook “een zeer aardige manier van metter pen te teekenen, en zeer zuiver te artseeren, met een lichte en fraaye handeling” toe, gelijk ons een aantal dergelijke teekeningen, in ’t bezit van Dr. van der Willigen, bewijzen. Behalve al ’t genoemde schilderwerk, dat der vier Uitersten, dat hij voor Rauwaert maakte, en verschillende stukken in ’t buitenland van zijne hand[3], schilderde hij nog voor de kerken van Aartswoud, Amsterdam, en Medemblik, en de kapel des Heeren van Assendelft in den Haag; terwijl hem eindelijk de haarlemsche overheid de schets van ’t geschilderde kerkvenster opdroeg, dat zij, in 1540, aan de Karmelieten vereerde[4].

De kunst van ’t glasschilderen toch ontwikkelde zich, in deze eeuw, zoo in Noord- als Zuidnederland, in schitterende mate. Onder den onaanzienlijken naam van “glasmakers” worden veelal de kunstenaars vermeld, die, ’t zij naar eigen tee-

  1. De eerste, die hij kort na zijn terugkomst uit Italië gehuwd had, was hem na anderhalfjaar reeds ontvallen; de laatste, meer gegoed dan schoon of verstandig, overleefde hem daarentegen; zie Van Mander.
  2. Van der Willigen t. pl. p. 171.
  3. Gelijk bijv. dat krachtig gepenseelde mythologische tafereel van Neptunus, Minerva, Vulcaan, en Momus, te Berlijn, en verder al die te Munchen, Neuremberg, Darmstadt, en Weenen, voor zoover ze hem wellicht niet ten onrechte worden toegekend.
  4. Zie bij Van der Willigen t. pl. p. 42.