Pagina:Vergif.djvu/159

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
161

Eindelijk waren de 319 lijsten voorgelezen en uitgedeeld, de rector veegde zijn geblakerd voorhoofd af en beloonde zichzelf met een half lood snuif in elk neusgat.

Daarop begon hij zijn groote rede met een vaarwel aan hen die naar de universiteit gingen,—vier lange bleeke jongelui in vier lange jassen, die er uit zagen als waren zij uit verstijfde stof geknipt.

Naardemaal de boom gekend wordt aan zijn vruchten, kon het wel een beetje vreemd schijnen dat dit groote geleerde raderwerk, met zijn vele en overvolle klassen, niet meer dan deze vier specimina aan de hooge universiteit afleverde. Maar de reis naar den Parnassus is lang en moeilijk; onderweg valt er zoo menigeen af; maar daarom zijn zij die het doel bereiken dan ook een extract van kracht.

De rector hoopte dat de vier specimina de school eer aan zouden doen; maar vóór alles bad hij hen den kinderlijken zin en het kinderlijk geloof, dat zij uit de school meenamen, toch te bewaren. Daarop ontwikkelde hij het begrip "school" en koos tot uitgangspunt de oorspronkelijke beteekenis van het woord: "een school"—zei hij —"was de naam voor die vrije plaats waar de jeugd—nog onberoerd door de zorgen des levens—"

"Een drommelsche vrije plaats!" mompelde Morten Krase, Abraham aanstootend.