Naar inhoud springen

Pagina:Vergif.djvu/182

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
184

"Neen, zeker niet! je hebt gekozen; je bent de mijne; tenzij ge me bedriegt."

"Ik bedrieg u niet, mijn beste vriend."

"Kom dan—doe den stap en word de mijne!"

"Luister naar me, luister naar een verstandig woord; we zijn beiden op dit oogenblik maar half toerekenbaar; nu moet ik, die de oudste ben, raad schaffen."

"O," viel hij haar ongeduldig in de rede; maar zij legde haar hand op zijn mond.

"Ga, ga, beste Mordtmann! en kom over een dag of wat terug—over een paar dagen; wij moeten beiden nadenken en overleggen; laat ons niet in een oogenblikkelijken roes een onafzienbare ellende over ons zelf en anderen brengen. Luister naar mij: ge weet dat ik gelijk heb."

Hij wilde niet luisteren; maar zij dwong hem met smeekgebeden en vriendelijke woorden naar de deur; hier greep hij haar nog eenmaal en kuste haar; daarop vloog hij de deur uit en liep half zinneloos door de voorkamer.

Zij wierp zich op de kanapé en hield de handen voor haar oogen; zijn kus brandde haar; zij beminde hem; er was in haar een pijn die haar vastsnoerde in een gelukzaligen angst en haar gedachten stonden geheel stil bij dat eene.

Zij kon er niet toe komen om aan haar man en aan haar zoon te denken; maar de halfbewuste