Pagina:Vergif.djvu/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
185

angst, waarmede zij een tijdlang gestreden had, vermengde zich smartelijk met een onuitsprekelijke verwarring.

Haar man kwam thuis en ging uit de voorkamer dadelijk zijn studeervertrek binnen. Er was daar een klein kastje in den muur, waarvan hij den sleutel aan zijn sleutelring droeg, en waarin hij allerlei vreemde medicamenten bewaarde; de apotheek was niet erg vertrouwbaar.

De professor zocht verschillende kalmeerende druppels uit, mengde een krachtige dosis daarvan in wat water en dronk die op. Toen bekeek hij zijn gezicht in den spiegel; hij was heel bleek. Nadat hij een oogenblikje zoo gestaan had, deed hij het licht uit en liep door de huiskamer om zich in de slaapkamer te gaan wasschen, wat hij geregeld deed als hij 's avonds van zijn visites thuis kwam.

"Goeden avond, Wenche; steek je de lamp nog niet op?" vroeg hij in het voorbijgaan.

"Jawel," antwoordde zij, zonder zich op de sofa te verroeren.

Abraham hing over zijn boeken. Hij was met Broch op de kamer van Morten Kruse geweest, waarzij rookten en zijn hoofd was warm en hij voelde een prikkelende aandoening van de huid; hij was niet erg lekker.

"Nu, Abraham?" vroeg zijn vader, volgens zijn