Pagina:Vergif.djvu/208

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
210

"Neen," zei mevrouw Wenche luid en dat klonk zoo treurig door de leege kamer: "neen, dat kan hij niet."

Zoowel in die geschiedenis op school als later bij de aannemingskwestie had zij zich gewonnen gegeven, haar principe laten varen, zich zelf bedrogen en voor altijd het vertrouwen van haar zoon verspeeld. Nooit had hij haar zien wankelen dan juist in deze twee dingen, die voor hem de meeste beteekenis hadden. En welke gronden waren het, die haar overwonnen? Groote God! hoe ellendig kwamen haar die nu voor in vergelijking met dit ééne groote: haar plicht tegenover haar zoon omhoog te houden.

Neen,—er was wat anders dat haar machteloos had gemaakt en dat was Mordtmann; om zijnentwil en omdat zij door hem ingenomen werd, had zij haar zoon verlaten(?)—neen, verraden.

En nu plaatste zij Mordtmann vóór zich en ging hun verhouding na, en die kwam haar zoo onrein voor; die leek haar op dit oogenblik van zoo weinig waarde.

Zij nam haar liefde en beproefde de kracht daarvan door zich zelf af te vragen of zij bereid was haar huis, haar positie, haar man, haar zoon, haar goeden naam op te offeren,—en naar mate zij opsomde, zag zij angstig naar haar liefde; en het eindigde hiermede dat zij te oud was.